WKO 2 Flashcards
Positivistisch onderzoek paradigma
doel: verklaren en controleren
methode: objectief, meetbaar, waardevrij, universeel en generaliseerbaar
Onderzoeker: onafhankelijk
Constructivistisch onderzoek paradigma
doel: begrijpen en doorgronden ‘verstehen’
methode: subjectief en context afhankelijk
Onderzoeker: participerend (onderdeel van het construct)
Ontologie
beeld van de sociale werkelijkheid en de samenleving van mensen
epistemologie
opvattingen over het verkrijgen van wetenschappelijke kennis over de werkelijkheid
pragmatisme
verbinden van de praktijk met de theorie
hermeneutiek
leer van de interpretatie
falsificatie criterium
via een omweg naar de waarheid. hypotheses weerleggen door een betere voorop te stellen
theorie rechtvaardiging
rechtvaardiging wanneer wetenschappelijke kennis geldig en betrouwbaar is
theorievorming
totstandkoming van wetenschappelijke kennis
empirische cyclus
afwisseling van indictie en deductie. wordt gebruikt bij fundamenteel onderzoek
regulatieve cyclus
wordt gebruikt bij praktijkonderzoek
deductief
hypothese vorming vanuit de literatuur waarna de hypothese aan de werkelijkheid wordt getoetst
inductief
hypothese vorming vanuit observaties. deze hypothese wordt getoetst aan de theorie of vergelijkbare situaties
praktijkonderzoek
gericht op verbetering in de praktijk
fundamenteel onderzoek
kennis opdoen zonder een concrete toepassing in zicht is
onderzoekseenheden
objecten of subjecten waar iets over wordt gezegd
variabele
eigenschap van een eenheid die minstens twee waarden moet kunnen aananemen
onafhankelijke variabele
variabele die bewust wordt gemanipuleerd.
afhankelijke variabele
variabele waarvan de onderzoeker vermoed dat deze beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele. hieraan wordt gemeten
controle variabele
constant tijdens het hele onderzoek
moderator
ongecontroleerde externe factor die effect heeft op de relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele
cofounder
ongecontroleerde externe factor die in een driehoeksverhouding zit met de onafhankelijke en afhankelijke variabele
bias
vertekening
informatie bias
vertekening van onderzoeksresultaten als gevolg van fouten in het meten
observer bias
vooringenomenheid
recall bias
vertekend geheugen
betrouwbaarheid - reliability
accurate uitkomsten. bij herhaling van het onderzoek onder dezelfde omstandigheden heeft het dezelfde uitkomsten
validiteit (validity)
meten wat je beoogd te meten
probility sampling (kanssteekproef)
iedereen heeft dezelfde kans om gekozen te worden
nonprobability sampling (niet-kanssteekproef)
minder gericht op het krijgen van een representatieve groep = minder reliable (betrouwbaar)
internal validity
correctie van oorzaak-gevolg relaties bij kwantitatief onderzoek
reliability
consistentie bij herhaalde metingen bij kwantitatief onderzoek
objectivity
afwezigheid van vooroordelen en subjectiviteit bij kwantitatief onderzoek
external validity
generaliseerbaarheid van resultaten bij kwantitatief onderzoek
credibility
de mate van betrouwbaarheid en geloofwaardigheid bij kwalitatief onderzoek
dependability
stabiliteit in de onderzoeksprocedure bij kwalitatief onderzoek
conformability
afwezigheid van vooroordelen en subjectiviteit bij kwalitatief onderzoek
transferability
de mate van relevantie en toepasbaarheid bij kwalitatief onderzoek
Experimenteel onderzoek
RCT, randomisatie, controle, manipulatie
quasi experimenteel onderzoek
geen randomisatie of/ en geen controle groep wel manipulatie
niet-experimenteel onderzoek
geen randomisatie, geen controle groep, geen manipulatie
causaliteit
doel van kwantitatief onderzoek = empirische relatie tussen oorzaak en gevolg aantonen zonder de invloed van externe factoren
nominaal
categorieën zonder duidelijke rangorde
ordinaal
sprake van duidelijke rangorde in categorieën
interval
duidelijke rangorde en de intervallen tussen de categorieen zijn gelijk
ratio
duidelijke rangorde en betekenisvol 0-punt
selectie bias
vertekening van onderzoeksbevindingen door bv. niet-representatieve steekproef of populaties die niet met elkaar te vergelijken zijnn
novelty effect
verlies van onafhankelijkheid van onderzoeker als reactie op het in een studie zitten
Bracketing
tijdens veldwerk/ dataverzameling en het vaststellen daarvan de kennis uit de literatuur zetten
sensitizing concepts
attenderende, gevoel makende, richtinggevende begrippen
theoretical sampling
tegelijkertijd data verzamelen en analyseren
grounded theory approach
formuleren van theorieen en zoeken naar concepten. analyse volgens strauss en coping (open, axiaal, selectief coderen)
explorerend onderzoek
ontdekken nieuwe kennis of nieuwe onderzoeksgroep in een bekend domein
verklarend kwalitatief onderzoek
oorzaken in betekenisgeving
beschrijvend onderzoek
aanleveren van gedetailleerde informatie van een bepaalde case
emancipatoir
theoretische kennis opdoen en veranderen; vergroten van handelingsruimte
thematische analyse
meer inductief, minder deductief
verdieping en verbinding in/van patronen en thema’s
eenvoudig en praktisch
1. fragmenteren
2. coderen
3. thematiseren
4. reviseren en verfijnen
5. vaststellen en structureren
6. resultaten verklaren en begrijpen
zeven stappen van colaizzi
gebruikt bij fenomenologisch onderzoek
1. uitschrijven en doorlezen
2. selecteren belangrijke zinnen
3. betekenis geven aan zinnen
4. betekenissen clusteren in thema’s
5. thema’s beschrijven met letterlijke zinnen
6. beschrijvingen vertalen naar fundamentele thema’s
7. MEMBERCHECK
Onderzoeksslang van Boeije en Open Coderen
- printen
- begin en einde fragment vaststellen
- bepalen waarom een fragment betekenisvol is
- bepalen of een fragment belangrijk is voor onderzoek
- geef fragment een naam (code)
- zet code in kantlijn
- benoem alle relevante tekstfragmenten
- controleer fragmenten - fragmenten die over het zelfde gaan, krijgen dezelfde code
thrustworthiness
bevorderend: analyse stappen beschrijven en reflecteren, triangulatie en terugkoppeling aan participanten (membercheck)
Frequentie
hoevaak komt een ziekte voor
ethiologie
oorzaken van ziekte
diagnostiek
vaststellen van ziekte
prognose
voorspellen beloop van ziekte
therapie
behandeling van ziekte
determinanten
alle factoren die de frequentie van ziekte beinvloeden
epidemiologie
wetenschap waarbij ziekte centraal staat in een menselijke populatie
distributie van ziekte
beinvloed door omgevingsfactoren en persoonskenmerken
epidemiologische breuk
aantal zieke individuen / totaal aantal personen in de groep waaruit de zieke individuen afkomstig zijn
prevalentie
voorkomen van ziekte op een bepaald moment in een bepaalde populatie
incidentie
aantal nieuwe ziekte gevallen per tijdseenheid
lethaliteit
mate van dodelijkheid voor degene die aan de ziekte worden bloodgesteld
sterftecijfer
sterfte / 100.000 per jaar
geboortecijfer
geboorte / 100.000 per jaar
transversaal onderzoek (cross-sectioneel)
op een moment in de tijd worden data verzameld
longitudinaal onderzoek
herhaaldelijke metingen waarbij verschil tussen experimenteel (met manipulatie) of observationeel onderzoek
dynamische populaties
populaties met open karakter. samenstelling is dynamisch
cohorten
gesloten populaties, samenstelling blijft constant
ziekte
afhankelijke variabele
determinant
onafhankelijke variabele
associatie
verband tussen determinant en ziekte
absoluut risico
kans op gebeurtenis
relatief risico
sterkte van associatie tussen determinant en ziekte
attributief risico
welk deel van het risico is gevolg van bloodstelling
odds ratop
verhouding tussen de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis voorvalt en de waarschijnlijkheid dat het niet voorvalt
NNT
numbers needed to treed. het aantal patienten die gedurende een periode behandeld moeten worden om een bepaalde ongunstige uitkomst te voorkomen
statistiek
beschrijvende waarde die een eigenschap of karakteristiek van de dataset beschrijft
parameter
beschrijvende waarde die een eigenschap of karakteristiek van de populatie beschrijft
variabele
iets dat varieerd
waarde/ categorie
een getal of naam dat kan worden toegekend aan een eigenschap van een zaak, ding of onderzoeksobject
observatie
meting van een bepaalde waarde op een variabele
binair
een variabele die slechts twee waardes kent
standaard afwijking
gemiddelde afwijking van het gemiddelde
variantie
spreidingsmaat
intercept
startgetal of snijpunt met Y as
slope
richtings coefficient van een lijn
gemiddelde (mean)
som van alle waarden gedeeld door aantal waarnemingen
mediaan (median)
middelste getal wanneer de gegevens in oplopende volgorde zijn gerangschikt
modus (mode)
meest voorkomende getal in de data set
h0
nul hypothese
h1
alternatieve hypothese
p waarde
pearson correlation. if p is low, h0 has to go = <.05