Wiskunde examen Pasen HT7 Flashcards

1
Q

Wat is een evenredigheid?

A

een gelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

a/b = c/d Welke is de eerste term?

A

a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

a/b = c/d Welke is de 2de term?

A

b

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

a/b = c/d Welke is de 3de term?

A

c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

a/b = c/d Welke is de 4de term?

A

d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

a/b = c/d Welke zijn de uiterste termen?

A

a en d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

a/b = c/d Welke zijn de middelste termen?

A

b en c

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

a/b = c/d … staat tot … zoals … staat tot …

A

a staat tot b zoals c staat tot d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

a/b = c/d … en … zijn evenredig tot … en …

A

a en c zijn evenredig tot b en d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij een evenredigheid is het product van de uitersten termen niet gelijk aan de middelste termen. Waar of niet waar?

A

niet waar. Die zijn wel gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe los je een breuk op met een onbekende term? Bv 3/m= 7/21

A

3x21= m x 7
63=7m
63:7= m
9=m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer recht evenredig?

A

als de ene grootheid stijgt en de andere ook stijgt OF
Als de ene grootheid daalt en de andere ook daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is constant bij RE?

A

Het quotiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de constante bij RE?

A

evenredigheidsfactor f

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe bereken je evenredigheidsfactor f

A

f= y/x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer omgekeerd evenredig?

A

als de ene grootheid stijgt en de andere daalt OF
Als de ene grootheid daalt en de andere stijgt

17
Q

Wat is constant bij OE?

A

Het product.

18
Q

Wat is de constante bij OE

A

constante k

19
Q

Hoe bereken je constante k?

20
Q

Als je de gegevens van een RE evenredigheid in een tabel zet begint de rechte bij het punt 0 maar hoe noem je dat?

A

de oorsprong

21
Q

Wat is de formule bij RE om y te berekenen

22
Q

Als je de gegevens van OE in een tabel gaat zetten dan heb je een deel van iets maar van wat?

23
Q

Hoe bereken je y bij OE