Wiskunde defininities Flashcards

1
Q

verband tussen de rechthoekszijden en de hoogte op de schuine zijde

A

In een rechthoekige driehoek is het product van de rechthoek zijden gelijk aan het product van de hoogte op de schuine zijden en de schuine zijde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

projectie stelling 1

A

In een rechthoekige driehoek is het kwadraat van de rechthoekszijde gelijk aan het product van de loodrechte projectie van de rechthoekszijde op de schuine zijde en de schuine zijde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

projectie stelling 2

A

In een rechthoekige driehoek is het kwadraat van de hoogte op de hoogte van de schuine zijde gelijk aan het product van de loodrechte projecties van de rechthoekszijde op de schuine zijde en schuine zijde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pythagoras

A

In een rechthoekige driehoek is het kwadraat van de schuine zijde gelijk aan de som van de kwadraten van de rechthoekszijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gelijkvormige figuren

A

Twee figuren zijn gelijkvormig als de overeenkomstige hoeken even groot zijn en de overeenkomstige zijden dezelfde verhouding hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gelijkvormige driehoek

A

Twee driehoeken zijn gelijkvormig als en slechts als de overeenkomstige zijden dezelfde verhouding hebben en de overeenkomstige hoeken even groot zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

HH

A

Twee driehoeken zijn gelijkvormig als 2 hoeken van de eerste driehoek even groot zijn als de twee hoeken van de tweede driehoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ZZHZZ

A

Twee driehoeken zijn gelijkvormig als twee paar zijden eenzelfde verhouding hebben en de ingesloten hoeken even groot zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ZZZ

A

Twee driehoeken zijn gelikvormig als drie paar zijden eenzelfde verhouding hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

omtrek

A

De verhouding van de omtrek van de gelijkvormige figuren is gelijk aan de gelijkvormigheidfactor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oppervlakte

A

De verhouding van de oppervlakte is van de gelijkvormige figuren gelijk aan het kwadraat van de gelijkvormigheidfactor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

volume

A

De verhouding van het volume van gelijkvormige figuren is gelijk aan de 3de macht van de gelijkvormigheidfactor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly