wijze woorden deel 2 Flashcards

1
Q

Onderzoeken, bestuderen

A

Analyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vergadering, overleg

A

De discussiebijeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Besproken worden

A

Aan bod komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bijeenkomst, conferentie

A

Het symposium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Focussen op, richten op

A

Zich toespitsen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Grote bijeenkomst

A

Het congres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lijst maken, in kaart brengen

A

Inventariseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Symposium, bijeenkomst

A

De conferentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beoordelen, terugblikken

A

Evalueren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Deskundigenbijeenkomst

A

De expertmeeting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Focussen op, richten op

A

Zich concentreren op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met behulp van, gebaseerd op

A

Aan de hand van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gebaseerd op

A

Op basis van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Door, vanwege

A

Als gevolg van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Binnen de context van

A

In het kader van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rekening houdend met

A

Met het oog op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Samen met

A

In combinatie met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Over, betreffende

A

Met betrekking tot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Over, betreffende

A

Ten aanzien van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In interactie met

A

In wisselwerking met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gebruikmakend van

A

Met behulp van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Om te voorkomen

A

Ter voorkoming van

23
Q

De versteviging

A

Stabiliseren,de stabilisatie

24
Q

De aanleiding

A

Veroorzaken,de oorzaak

25
Q

De ontregeling

A

Verstoren,de verstoring

25
Q

De lijst

A

Inventariseren,de inventaris

26
Q

Het besluit

A

Concluderen,de conclusie

26
Q

De opname

A

Registreren,de registratie

27
Q

De beoordeling

A

Analyseren,de analyse

28
Q

De berekening

A

Schatten,de schatting

28
Q

De uitbreiding

A

Zich verspreiden,de verspreiding

29
Q

Het minimum

A

Minimaliseren,het minimum

30
Q

Aanzienlijk, belangrijk

31
Q

Starten, introduceren

32
Q

Zeer klein

33
Q

Onvoldoende belicht

A

Onderbelicht

34
Q

Volgens, zoals gezegd

35
Q

Beweren, aannemen

36
Q

Raadplegen

A

Consulteren

37
Q

Verschillend, gevarieerd

38
Q

Algemene richtlijn

A

De vuistregel

39
Q

Worstelen met

A

Kampen met

40
Q

Oorsprong, herkomst

41
Q

Afgeleide, andere versie

A

De variant

42
Q

Vergelijkbaar

A

Soortgelijk

43
Q

Uitleggen, verklaren

A

Toelichten

44
Q

Mogelijkheid

45
Q

Liever, idealiter

A

Bij voorkeur

46
Q

Genoeg zijn, voldoende zijn

47
Q

Bekend als, zogenaamd

48
Q

Aantonen, duidelijk worden

A

Blijken uit

49
Q

Vaak, regelmatig

50
Q

Proefstukken, voorbeelden

A

De monsters

51
Q

Ontwijken, ontkomen