Wetenschapsfilosofie Flashcards

1
Q

Welke soort denksystemen zijn er?

A

Systeem 1: snel maar onbetrouwbaar, alles wat je direct binnen schiet als je iets moet
beantwoorden.

Systeem 2: langzaam maar betrouwbaar, uitgebreid redeneren en nadenken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is wetenschap?

A

Het is op meerdere manieren te definieren:
- Wetenschap is onderscheid proberen te maken tussen wetenschap en pseudowetenschap. Dit noemt men ook wel het demarcatie vraagstuk.
- Wetenschap is een verzameling van kennis
- Het zegt iets over alle gevallen van een bepaald type. Het zegt iets over het algemeen.
- Het heeft iets overtuigends. Je kunt er op rekenen.
- Wetenschap is de meest betrouwbare kennis die we tot nu toe hebben maar kan nooit 100% worden bewezen.
- Een bepaalde methode om kennis te vergaren= resultaat is wetenschappelijke kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent het om sceptisch te zijn?

A

Sceptisch zijn houdt in; het uitstellen van je oordeel. Het is een denkhouding van universele twijfel waarbij men er van uitgaat dat betrouwbare kennis onmogelijk is en men zich van
geen enkele waarheid kan verzekeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is truth preservation?

A

Bij een logisch valide argument leiden ware premisses altijd tot ware
conclusies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is een argument valide?

A

Als de vorm, de logica, klopt. Een argument met incorrecte premisses kan vooralsnog valide zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is een argument invalide?

A

Als de logica/de vorm niet klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is modus ponens?

A

Een geldige propositionele redeneervorm met twee premissen, waarvan de eerste een voorwaardelijke uitspraak is: Als A, dan B. A. Dus X.

Voorbeeld: Als democratie de beste staatsvorm is, moet iedereen stemmen. Democratie is de beste staatsvorm. Iedereen moet stemmen.

Of

Alle A zijn B
X is een A
Dus X is een B.

Alle mensen zijn sterfelijk
Socrates is mens
Dus socrates is sterfelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is modus tollens?

A

(Logisch valide): Iedereen die A is, is B. X is niet B dus X is niet A.
Voorbeeld: Als het vrijdag is, eten wij vis. Wij eten geen vis, dus is het geen vrijdag.

Als Socrates een god is, is hij onsterfelijk
Socrates is niet onsterfelijk.
Socrates is geen god

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de bevestiging van de consequent
Wat voor vorm zien we hierbij?
Is dit valide?

A

(logisch invalide): De relatie tussen twee zaken wordt omgedraaid in een als … dan-redenering. De vorm klopt niet dus is het invalide.
Bijvoorbeeld: Als een middel helpt, dan zit het in het ziekenfonds, het middel zit in het ziekenfonds (correcte argumenten), dus het middel helpt (incorrecte conclusie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de ontkenning van de antecedent? (reptiel)

A

(invalide): Hierbij ontkent een premisse het antecedent van
de andere. Als A, dan B. A is onwaar. Daarom is B onwaar.
Voorbeeld: Als iets een reptiel is dan is het een dier. Een schaap is geen reptiel. Dus, een schaap is geen dier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is rationalisme?

A

Compleet vertrouwen op verstand (ratio), zelf nadenken thuis achter je bureau. Deze vorm van onderzoek is gebaseerd op louter theorie. Voorbeeld: wiskundige formules (Pythagoras).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is empirisme?

A

In het veld onderzoek (empirisch onderzoek) waarbij observatie nodig is en experimentalist. De kennis komt dus voornamelijk voort uit ervaring en observatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen idealisme en realisme?

A

Idealisme: Idealisten geloven dat de werkelijkheid in wezen mentaal of geestelijk is. Ze stellen dat de geest of het bewustzijn de primaire realiteit is, en de fysieke wereld is afgeleid van mentale processen of ideeën.
Realisme: Realisten daarentegen geloven dat de externe wereld objectief bestaat, onafhankelijk van onze geest of waarneming. Ze benadrukken de objectieve realiteit van de fysieke wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is “waarneming” in de context van wetenschap en taal?

A

Waarneming = een relatie tussen de werkelijkheid en ons begrip daarvan, een relatie tussen object en subject

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ontologie?

A

(Onto = Grieks voor zijn): de studie van wat is, wat bestaat.
Leer van de werkelijkheid, waarin de vraag aanbod komt: hoe iets is (wezen leer).
Leer van de algemene eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is epistemologie?

A

Kennis theorie, de leer van kennis. Wat is de waarheid?
De studie van wat we kunnen weten (Episte is Grieks voor kennis), wat voor kennis we kunnen hebben, hoe onze kennis correspondeert met de realiteit, hoe we kennis kunnen vergaren en of we er zeker van kunnen zijn. Het is subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de linguistic turn?

A

De focus op taal en stelling. Wetenschap bestaat uit taalkundige stellingen, niet uit objecten in de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke twee soorten stellingen zijn er? (in de context van wetenschap en taal)

A

Analytische stelling = waar of onwaar per definitie (logisch)
Synthetische stelling = waar of onwaar door observatie (empirisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het logisch positivisme?

A

-Het logisch positivisme wordt vaak geassocieerd met de Wiener Kreis(vienna circle)
-Logisch staat op de analytische stelling
-Positivisme op de synthetische stelling
-Positivisme heeft te maken met de observatie van de werkelijkheid.
-Kan positivisme min of meer vervangen door empirisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de Wiener Kreis of vienna circle?

A

Een groepje filosofen dat na de eerste wereldoorlog in Wenen bij elkaar kwam om over de wetenschap te filosoferen, bekenden zijn Feigl en Schlik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Uit welke twee stellingen bestaat goede wetenschap?

A

Analytische stellingen-> logische waarheden
Synthetische stellingen-> empirische waarheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het doel van logisch positivisten?

A

Demarcatie: Hoe maken we onderscheid tussen ‘echte’
wetenschap en pseudowetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het verschil tussen normatief en descriptief?

A

Normatief: Hoe zou wetenschap moeten zijn?
Descriptief: Hoe werkt wetenschap in de praktijk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke twee ingredienten zeggen logisch positivisten dat je nodig hebt?

A
  1. Goede observatie (synthetisch/empirische waarheden)
  2. Goede logica (analytisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is Logische reduceerbaarheid?

A

Wetenschappelijke kennis moet altijd te herleiden zijn tot de
bouwstenen: Analytische stellingen (logisch te verifiëren) + Synthetische stellingen (empirisch te verifiëren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke filosofische discipline sluiten de logisch positivisten uit?

A

Metafysica. De wijsgerige leer die niet de werkelijkheid onderzoekt zoals ze ons gegeven wordt uit zintuiglijke of instrumentele waarneming, maar op zoek gaat naar het wezen van die werkelijkheid en wat er achter zit (bestaat god? Bestaat zoiets als de ziel? Sterrenbeelden, etc) Dit omdat het niet empirisch verifieerbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is eenheidswetenschap?

A

Een gemeenschappelijke taal in de wetenschap; één groot bouwwerk
van kennis. Voorbeeld: Scheikundig en natuurkunde gebruiken dezelfde letters/alfabet voor
atomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een intentionele definitie?

A

De voorwaarden waar iets aan moet voldoen om tot dat concept gerekend te worden. Voorbeeld: waar moet die economische recessie aan voldoen om ook een economische recessie te mogen heten. E.g. minimaal twee kwartalen waarin economische krimp plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is een extensionele definitie?

A

Extensionele definitie: de verzameling exemplaren waar het concept naar verwijst.
E.g eco-recessie in de periode 2008-09 en 2001 tot 04.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is inductie?

A

Van specifiek naar algemeen. Heel veel/alleen maar zwarte raven gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is deductie?

A

Van algemeen naar specifiek. E.g. alle raven zijn zwart, dus deze ook.
Maar hoe weet je dat alle raven zwart zijn? Dat komt door inductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het inductieprobleem?

A

Je kunt ze nooit allemaal hebben geobserveerd. Dit is geen zuivere logica, levert geen zekere conclusie op.

The problem of induction questions our reasons for believing that the future will resemble the past, or more broadly it questions predictions about unobserved things based on previous observations.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke problemen ziet Popper met het logisch positivisme?

A
  1. Empirische verifieerbaarheid: Niet direct waarneembaar (sommige dingen zijn toekomstig)
  2. Inductieprobleem. (falsifieerbaar is mogelijk met één zwarte zwaan)
  3. Nog een probleem (niet perse popper): Logische reduceerdbaarheid (een algemene regel afleiden).
34
Q

Welke eisen vind Popper dat we aan wetenschap moeten stellen?

A
  • Wetenschappelijke theorieën zijn altijd voorlopig, nooit bewezen
  • Het verschil tussen wetenschap en niet-wetenschap is falsifieerbaarheid (dit is zijn demarcatiecriterium)
  • Empirische tests zijn pogingen om de theorie te verwerpen, niet bevestigen
35
Q

Wat is Marxisme volgens Popper?

A
  • Ooit een wetenschap
  • Toen gefalsifieerd
  • Nu onfalsifieerbaar
  • Dus: geen wetenschap maar pseudowetenschap.
36
Q

Wat is Psychoanalyse volgens Popper?

A
  • Grotendeels pseudowetenschap(pre-wetenschappelijk)
  • Want: Freuds theorieën zijn veelal onweerlegbaar
  • Voorbeeld: Stelling: Jongens zijn verliefd op hun moeder, maar onderdrukken dat.
37
Q

Wat is Pierre Duhem’s kritiek op Popper zijn falsificatie theorie?

A

Een wetenschappelijke stelling kan nooit opzich
voorspellingen doen die door observaties te controleren zijn. Er is altijd een bundel van stellingen nodig. Een voorbeeld hiervan is hieronder in de figuur uitgewerkt; je moet altijd een bundel aan stellingen testen en niet een stelling. Waar Popper denkt dat je een stelling met zekerheid kan verwerpen, is dat in werkelijkheid heel lastig. Door een observatie kan je een theorie niet verwerpen volgens Duhem. Je moet je altijd baseren op aannames die heel lastig te bewijzen zijn. Bv: het water kookt niet bij 100gr in bergen; klopt de thermometer dan wel? Of misschien is de zwaan zwart door Olie of een ziekte.

38
Q

Wat zegt Quine over de falsificatie theorie?

A

Volgens Quine testen we altijd een enorm geheel aan stellingen testen, zelfs de bundels van Duhen zijn niet af te bakenen. Als een voorspelling niet uitkomt hebben we geen enkele basis om te zeggen welke stelling niet klopt.
* Duhen zegt dus eigenlijk dat het in de praktijk enorm lastig is om wetenschappelijke stellingen te falsifiëren, Quine zegt dat het onmogelijk is op puur theoretische gronden.

39
Q

Wat zegt Kuhn over de falsificatie theorie?

A

Kuhn: Net zo min falsifieerbaar als verifieerbaar. Kuhn is meer descriptief dan de rest. Hij is minder gericht op het stellen van een demarcatiecritereum. Hij heeft meer aandacht voor
hoe het is(sociologisch gericht), minder naar abstracte argumenten. Wetenschap verloopt niet
volgens vaste lineaire processen maar met revoluties en reacties en met lange periodes waarin
het werk rustig voortkabbelt en de kennis zich opbouwt. Volgens Kuhn moet je niet altijd kritisch(wetenschappelijke houding) zijn op alles maar ook
bepaalde aannames gewoon accepteren dus dit was in tegenstelling met Popper. Je moet heel
veel aannames doen op basis van wat anderen ook aannemen, anders kom je nergens meer
aan toe. Kuhn heeft een andere visie op wetenschappelijke
vooruitgang dan Popper, falsificatie is volgens Popper het proces van vooruitgang. Bij Kuhn
is dit de uitzondering, het meeste wetenschappelijke werk vind plaats binnen het
paradigma(normal science).

40
Q

Wat is een paradigma?

A

Paradigma: de structuur waarbinnen wetenschappers samenwerken(Aannames,
basistheorieën, methodes, normen).
* De meeste wetenschappers nemen heel veel dingen aan die binnen hun paradigma nu worden aangenomen, daar bouwen ze op voort.
* Wetenschappelijke revoluties: het omver gooien van paradigma’s

41
Q

Welke vier fases kent een paradigma volgens Kuhn?

A

Normal science: Methoden en theoretische aannames die binnen het paradigma gebruikelijk
zijn om kennis uit te breiden. Zolang het paradigma gezond is, bouwt de kennis zich op.

Anomalieën: Problemen binnen het paradigma waar op dit moment nog geen oplossingen voor zijn. Volgens Popper is dit een falsificatie, Kuhn zegt dat het eigenlijk anders zou moeten zijn. Het paradigma draait gewoon door tussentijds, soms blijven de anomalieën lange tijd bestaan en soms worden ze later opgelost. Als ze onoplosbaar blijven dan kan dit leiden tot een crisis.

Crisis: Alle anomalieën komen ter discussie te staan en wetenschappers worden kritisch op een paradigma en gaan ‘out of the box’ denken. Soms helpt een crisis en het out of the box
denken om de anomalieën op te lossen en het paradigma eventueel aan te passen en de rust te doen wederkeren. Daarna kan het paradigma weer terug naar normal science. Het kan ook zijn dat er een beter alternatief zich aanbiedt, een nieuw paradigma dat beter in staat is de anomalieën te verklaren en op te lossen(revolutie).

Revolutie: Een nieuw paradigma wat beter werkt en soms het oude paradigma vervangt. Als genoeg wetenschappers een nieuw paradigma omarmen dan kan een nieuw paradigma van de grond komen en het oude paradigma vervangen.

Een nieuw paradigma is niet noodzakelijkerwijs beter dan het oude (volgens popper wel)

Incommensurabiliteit: niet-samen-meetbaar, twee paradigma’s kunnen niet objectief met
elkaar worden vergeleken.

42
Q

Wat voor wetenschap is bedrijfskunde?

A

Sociale wetenschap, geen natuurwetenschap. De werkelijkheid
waarin wij leven is een complex geheel van fysieke en mentale elementen = de natuurlijke werkelijkheid en dus de sociale wetenschap. Wijzelf leven in een mix van beide.

43
Q

Waar bestaat sociale werkelijkheid uit?

A

collectieve ideeen. Bijvoorbeeld geld. Dit zijn otologische aannames over hoe de werkelijkheid in elkaar zit.

44
Q

Uit welke twee onderdelen bestaat een te verklaren vraagstuk?

A
  1. Explanandum = dat wat je wil verklaren (verdwijnen van de videotheken)
  2. Explanans = verklaring, verklaart het explanandum. (opkomst van streaming) E.g: hoe komt het dat videotheken zijn verdwenen? Door de opkomst van streaming. Streaming is dus de oorzaak van het gene dat we wilde verklaren.
45
Q

Welke 3 soorten verklaringen zijn er voor een explanandum?

A

Er zijn drie soorten verklaring.
1. Causale verklaring: de explanans is de oorzaak van het explanandum.
2. Functionele verklaring: de explanans is de functie van het explanandum.
3. Intentionele verklaringen: de explanans is de intentie (de bedoeling) achter het explanandum.

46
Q

Wat is industrial organisation?

A

Winstgevendheid wordt bepaald door de sector. Het meest bekende voorbeeld is het Porter’s Five Forces model:
1. Buyer Power
2. Supplier Power
3. New entrants
4. Substitutes
5. Intra-industry rivalry
These factors define profitability

47
Q

Wat is Resource-Based View?

A

Hier wordt de winstgevendheid verklaard door resources van het bedrijf (mensen, producten, diensten, kennis, etc).

48
Q

Wat is syteemdenken?

A

Functionele verklaringen werken altijd binnen een systeem. Systeemdenken is ook een benadering van wetenschap. Systeemdenken dat onderdelen niet los te zien zijn van het geheel waar iets onderdeel van is. Om een onderdeel te begrijpen moet je naar het grotere systeem kijken. De wielen van een auto zijn niet te begrijpen als je geen idee hebt wat een auto is. Vanuit de bedrijfskunde is een bedrijf bijvoorbeeld een systeem. Systeemtheorie: het analytische kader om systeem te analyseren. Dit biedt dus de concepten om een bedrijf als systeem te analyseren. Een bedrijf kan je zien als iets dat input omzet in output.

49
Q

Wat is Organizational Ecology?

A

Dit paradigma maakt gebruik van systeem denken.
o Gebaseerd op de evolutietheorie.
o Waarom hebben de bedrijven die nu bestaan overleefd en andere niet?
o Organization ecology: een evolutionaire analyse van het overleven, groeien en sterven
van bedrijven. Ook wel Population Ecology genoemd.
o Verklaring van ontwikkelingen door de tijd

50
Q

Wat is institutionele theorie?

A

Institutie: is een vast, collectief bepaald patroon van gedragsvormen; procedure volgens welke men bepaalde dingen in een samenleving of groep doet omdat het zo hoort. Voorbeeld: waren rijden we rechts. Die regel/ die norm is een institutie.

51
Q

Welke drie verklaringen zijn er voor de institutie: “we rijden rechts”

A
  1. Consequentialistisch: omdat het positieve consequenties heeft voor de verkeersdeelnemers (het voorkomt een hoop ongelukken). Het is in hun belang, het
    vergroot hun veiligheid, dus doen we het.
  2. Normatief: omdat het zo hoort. (ze houden zich gewoon aan de regel omdat die normatieve kracht heeft).
  3. Cognitief: omdat mensen geloven dat de wereld zo werkt. (diepgewortelde gewoonte) we doen het gewoon.

 Consequentialistisch: het is in het belang van de individu om de institutie te volgen.
 Normatief: individu vindt dat het juist is om de institutie te volgen.
 Cognitief: het individu gelooft dat de wereld zo werkt.

52
Q

Wat is rational choice theory?

A

Een goede reden, het is rationeel voor jou om te doen.
Rational Choice Theory, is een onderdeel van de handelingstheorie binnen de economie die het handelen van mensen beschrijft vanuit de aanname dat mensen hun keuzes baseren op rationeel denken. Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen een aantal keuzemogelijkheden. Rational Choice Theory modelleert het gedrag van mensen. Het uiteindelijke doel is dus het voorspellen van gedrag, het model is slechts het middel. Is Rational Choice Theory falsifieerbaar? Nee, de versie die wij bespreken niet. Een
framework om empirisch testbare voorspellingen mee te doen.

53
Q

Wat is het doel van de agent in rational choice theory?

A

De metafoor is rational agents zijn ‘mensen’. Deze agent neemt beslissingen, het gedrag is het gevolg van een keuze op basis van voorkeuren. De agent streeft er altijd naar zijn nut of utility (waarde aan iets) te maximaliseren.

Kardinale utility: uitgedrukt in een absoluut getal (e.g. temperatuur)
Ordinale utility: relatief rationaliteit: de agent maximaliseert altijd zijn/haar utility (is de ene utility beter of slechter dan de andere).

54
Q

Wat is de principal agency problem?

A

The principal Agency Problem: is de situatie waarin een person of organisatie (de agent) de bevoegdheid heeft beslissingen te nemen namens een andere persoon of organisatie- de principaal. Hierbij heeft de agent een andere utility dan de principaal. De ‘agent’ in dit geval is niet hetzelfde als de rational agent van de vorige stuk, het gaat hier om een persoon die iets namens iemand anders doet.

55
Q

Wat is game theory?

A

Een versie van Rational Choice Theory voor situaties waarin meer dan 1 relationele agent een rol speelt.
De meest bekende vorm van Game Theory is het Prisoner’s dilemma= twee verdachten die de keuze hebben om te zwijgen of te getuigen, ze kunnen niet overleggen. De modelijkheden
zijn hierzonder te zien. De beslissingen die ze beiden nemen is bekennen omdat ze hier de minst lange straf riskeren dus 10 jaar gevangenisstraf (utility).

56
Q

Wat is Nash Equilibrium?

A

Is ene situatie binnen de speltheorie waarbij geen enkele speler zijn opbrengst kan verbeteren door eenzijdig een andere keuze te maken

Een Nash-evenwicht is een situatie in een spel waarin geen speler zijn strategie wil veranderen, gezien de strategie van de andere spelers. Het is een stabiele toestand waarin geen enkele speler eenzijdig kan profiteren van het veranderen van zijn keuze.

57
Q

Wat zijn punten van kritiek voor game theory?

A

Bounded rationality:
Beperkte rationaliteit is rationaliteit van de mens in besluitvorming waarbij er rekening wordt gehouden met de beperkte beschikbaarheid van informatie, cognitieve beperkingen en de beperkte tijd om tot een besluit te komen.

Behavioral economics. Een empirische aanpak gecombineerd met wiskundige modellen. Maken gebruik van de concepten van rational choice theory en empirische observatie. Dus de 100 euro nu of 50-50 kans op 200 of 0. Dit is risico aversie. Maar je hebt ook verlies-aversie: liever die 50-50 kans op meer geld. Framing effect: dat je de keuze van mensen kan beïnvloeden waarop je de keuze presenteert RCT maakt geen gebruik van een realistisch mensbeeld maar eenr ational agent.

Bv: Homo economicus

58
Q

Welke eisen stellen we aan wetenschap?

A
  1. Generaliseerbaarheid (we willen algemene fenomenen begrijpen)
  2. Controleerbaarheid (Wetenschap moet transparant en herhaalbaar zijn)
  3. Objectiviteit (wetenschap moet onafhankelijk zijn)
  4. Validiteit (Het moet op valide manieren uitgevoerd worden)
  5. Parcimonie (Het moet zo eenvoudig mogelijk uitgelegd kunnen worden)

1) Generaliseerbaarheid= Verklaren en begrijpen van bepaalde fenomenen
2) Controleerbaarheid= Onderzoek moet herhaalbaar en transparant zijn.
3) Objectiviteit= Geen invloed van externe factoren, dus onafhankelijkheid bij het onderzoek.
4) Erkende onderzoeksmethode= Voor bepaalde onderzoeken moeten juiste methoden worden gebruikt.
5) Spaarzaamheid = Een zo simpel mogelijk model gebruiken om zoveel mogelijk observaties te verklaren.

59
Q

Wat zeggen:
Popper
Duhem
Quine
Kuhn

A
  1. Falsify!!!
  2. Very hard because you always test multiple stellingen (en wnr weet je of een stelling doorslaggevend is)
  3. Impossible, want je test de volledige wetenschap (zwanen zijn wit? Wat is een zwaan? vogel? oke wat is een vogel?)
  4. Paradigma’s: theorie verschept en verkleurt onze observatie.
60
Q

Wat is Pareto optimaliteit?

A

Is bereikt wanneer geen verandering in uitkomst kan worden gemaakt in het voordeel van een speler zonder ten koste te gaan aan de ander.

Pareto-optimaal is een situatie waarbij niemand beter kan worden zonder dat iemand anders slechter wordt. Het is de meest gunstige uitkomst voor alle betrokken partijen.

61
Q

Wat is welfare economics? (verwerping van RCT)

A

Welfare economics:
Welvaartstheorie of welvaartseconomie is een tak van de economische wetenschap waarin het evalueren en maximaliseren van de welvaart centraal staat.
Probleem: De exacte voorkeuren van mensen zijn lastig te bepalen.
Oplossing: De keuze van mensen onthullen hun voorkeuren.

Problemen:
* Hoe zit het met de keuzes die je niet kan maken?
* Deze stelling is onfalsifieerbaar (en heeft emipirische inhoud).

62
Q

Wat is bounded rationality?

A

Bounded rationality:
Beperkte rationaliteit is rationaliteit van de mens in besluitvorming waarbij er rekening wordt
gehouden met de beperkte beschikbaarheid van informatie, cognitieve beperkingen en de
beperkte tijd om tot een besluit te komen.

Probleem: Mensen zijn duidelijk niet perfect rationeel in hun keuzes.
Oplossing: Rationaliteit kan in naam van rationaliteit worden begrensd.

(Je gaat niet alle winkels in de om de perfecte schoen te vinden op het gegeven moment neem je genoegen met een prima schoen)

63
Q

A priori is: (analytisch/synthetisch)
A posteriori is: (analytisch/synthethisch)

A

A priori is, vooraf aan ervaring, het is logica (analytisch)
A posteriori is, na ervaring, empirisch, obv waarneming (synthetisch)

64
Q

Waarom is de stelling cirkels zijn rond niet falsifieerbaar?

A

De uitspraak “cirkels zijn rond” is een voorbeeld van wat Popper zou beschouwen als een tautologie of een analytische uitspraak. Tautologieën zijn uitspraken die waar zijn op basis van definitie en niet falsifieerbaar zijn. In het geval van cirkels is hun rondheid een kenmerkende eigenschap; het zit inherent in de definitie van een cirkel. Popper betoogde dat uitspraken die puur definitorisch of tautologisch zijn, zoals “alle vrijgezellen zijn ongehuwd” of “cirkels zijn rond”, niet bijdragen aan wetenschappelijke kennis omdat ze geen empirische claims maken die kunnen worden getest of potentieel falsifieerbaar zijn.

65
Q

Wat is hermeneutiek

A

De socioloog Max Weber heeft geprobeerd het verschil tussen ‘verklaren’ en ‘begrijpen’ duidelijk te maken. Hierbij breidde hij het werk uit van filosoof Dilthey over hermeneutiek. Hermeneutiek is de kunst van de interpretatie en de kunst van het begrijpen van betekenissen. Hermeneutiek probeert zinvolle verklaringen van een fenomeen te onthullen door de onderliggende betekenis te proberen te begrijpen.
Het doel van de wetenschap is niet alleen voorspellen, maar ook het begrijpen van mensen hun gedrag. We moeten hierbij vanuit het perspectief van de deelnemer proberen te onderzoeken van de betekenis is van bepaalde fenomenen. Daarom proberen we om mensen hun doelen te interpreteren en hun redenen te vinden (hermeneutiek). Omdat dit soort onderzoek heel complex is, proberen onderzoekers zich vast te houden aan een bepaald onveranderlijk model van motieven van actoren. Door uit te gaan van specifieke kennis en motieven, is het mogelijk een duidelijke analyse te verkrijgen over menselijk gedrag en hun interacties.

66
Q

Wat is het verschil tussen agents en actors?

A

RCT kan alleen iets zeggen over het gedrag van agenten. Agenten zijn altijd hetzelfde en hebben altijd dezelfde ideeen, wetten, normen en waarden. Ze zijn volledig rationeel kunnen alles berekenen en altijd wel overwogen beslissingen maken. Actors zijn een realistischer mensbeeld en hebben voorkeuren, niet altijd beschikking tot alle informatie, zijn niet altijd rationeel, hebben normen en waarden.

67
Q

Wat is een syllogisme?

A

Een logisch argument (syllogisme)= een uitgeschreven redenatie.
Een argument bestaat uit twee delen: Premisses en een conclusie.

68
Q

Wat is de prisoners game en hoeveel Nash equilibria/pareto optimals heeft deze speltheorie?

A

Beide gevangenen redeneren: “als mijn partner mij verraad moet ik dat ook doen”. (confess, confess) is het enige nash equilibrium omdat als een van de andere kiest om te ontekken verslechterd zijn situatie. Echter is het niet de beste situatie, die zouden ze bereiken als ze beide zouden ontekennen. Er is hier spraken van een pareto sub-optimal situatie. De situatie ontken, ontken is geen nash equilibrium omdat de gevangen kunnen profiteren door van keuze te veranderen ten koste van de ander. Alleen een autoriteit die hun keuzes kan coordineren kan hier verandering in brengen (dreigende mafia baas).
De uitdaging bij het Prisoner’s Dilemma is dat de individuele belangen van de spelers in conflict kunnen zijn met het gezamenlijke belang.
Beide spelers coöpereren (samenwerken) en zwijgen: In dit geval krijgen ze allebei een lichte straf. Dit is een Pareto-optimale situatie, omdat geen van beide spelers beter af zou zijn als ze ervoor kiezen te verraden, en ze zouden er slechter aan toe zijn als de ander verraden had.

Nash = confess, confess
Pareto optimal = deny,deny

69
Q

Wat is de coordination game en hoeveel Nash equilibria/pareto optimals heeft deze speltheorie?

A

Het heeft 2 nash equilibriums. Namelijk, beide gaan linksaf of beide gaan rechtsaf (vanuit hun eigen perspectief). Dit omdat geen van beide profiteren van de andere opties (rechts, links) (links, rechts) dan zouden ze namelijk botsen. Beide nash equilibriums zijn ook pareto optimal omdat ze dezelfde uitkomst hebben.

Het doel van deze theorie is het bereiken van coordinatie.

70
Q

Wat is de chicken game en hoeveel Nash equilibria/pareto optimals heeft deze speltheorie?

A

Het principe van dit spel is dat beide spelers niet willen uitwijken voor de ander, echter als ze niet uitwijken is dat de slechste uitkomst voor beide.

Het verschil met het prisoners dilemma is dat chickengame twee nash equilibria heeft die ook tegelijkertijd pareto optimal zijn. (drive, swerve) (swerve, drive).

De winnaar is waarschijnlijk de speler met de gevaarlijkste reputatie.

71
Q

Wat is de battle of sexes en hoeveel Nash equilibria/pareto optimals heeft deze speltheorie?

A

Het principe van het spel is dat twee partners samen uit willen gaan, maar geen overeenstemming vinden waar naar toe. Ze willen liever samen uit dan alleen, en zullen dus overeenstemming moeten vinden. Dit spel heeft ook twee nash equilibria die pareto optimal zijn. Echter is de ene nash beter voor partner A en de andere nash voor partner B.

Welke keuze het uiteindelijk wordt licht aan de context en omstandigheden. (bv concert is duurder dan film).

72
Q

Wat is de stag hunt (assurance game) en hoeveel Nash equilibria/pareto optimals heeft deze speltheorie?

A

Het principe is dat twee individuen gaan jagen waarbij als ze samenwerken een betere opbrengst kunnen krijgen (het hertje ipv het haasje). Hiervoor moeten ze elkaar echter wel volledig vertrouwen om het te laten werken. Als de een de ander in de steek laat is dat de slechste situatie.

Het spel heeft twee nash equilibria die pareto optimal zijn. Bij de een investeren ze samen (deze nash heeft de voorkeur) en bij de andere investeren ze niet. het optimale nash equilibrium kan alleen behaald worden als ze elkaar volledig vertrouwen en als ze elkaar niet in de steek laten.

73
Q

Wat is Durkheims theorie?

A

Durkheims theorie beschouwd het collectief als funtionalisisch systeem en je ziet ook het is niet een 1st person perspectief omdat we niet de redenen of beweegredenen van criminelen niet in acht nemen. We geven een verklaring waarbij de beweegredenen van individuen irrelevant zijn. Een functionalistische theorie heeft altijd een causaal feedback mechanisme nodig omdat een functie van iets niks zegt over de oorzaak van iets.
Een ander probleem met de theorie is dat er wordt verondersteld dat systemen; doelen hebben die zijn gebaseerd op inzichten die niet (empirisch) bewezen kunnen worden (organic view). Bijvoorbeeld dat criminlatiteit een doel heeft.

74
Q

Wat is het verschil tussen een experiment en een survey?

A

Experiment > Nauwkeurig maar niet altijd mogelijk.
Survey > Breder inzetbaar maar zegt niks over causaliteit.

74
Q

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire data?

A

Primaire data: (data die de onderzoeke genereert) -> survey, experiment etc.
Secundaire data: (data die al bestaan) -> Archival research (bestaande observaties).

Secundaire data is minder wenselijk omdat je de context niet kan beinvloeden

75
Q

Wat is het probleem van statistiek? (in de context van causale verbanden)

A

Causale verbanden zijn nooit puur statistisch aan te tonen, het kan patronen bloodleggen maar het kan nooit zeggen of A - B veroorzaakt of andersom. Daarvoor moet je naar de context kijken. Dit kan bij een experiment wel. Dat komt omdat je altijd de context onder controle hebt. Bij survey’s zullen altijd alternatieve verklaringen zijn.

76
Q

Wat is het doel van kwalitatief onderzoek?

A

Kwalitatief onderzoek: Het is onderzoek waarbij wordt gekeken naar de waarnemingen en achterliggende overtuigingen van mensen. Het is onderzoek dat wordt gehouden om bestaande en nieuwe theorieën te onderbouwen, aan te vullen, uit te werken, toe te passen of tegen te spreken.
* Vaak is het doel van kwalitatief onderzoek om een hypothese op te stellen om kwantitatief te onderzoeken.

77
Q

Wat is het probleem van kwalitatief onderzoek?

A
  • Voor de onderzoeker is het lastig om objectief te blijven bij kwalitatief onderzoek omdat de onderzoeker zich verdiept in mensen.
78
Q

Welke drie methodes zijn er om kwalitatief onderzoek uit te voeren?

A
  • Interviews (gestructureerd of ongestructureerd)
  • Focus groups: een onderzoeksvorm waarbij een groep mensen om hun mening of ideeen wordt gevraagd.
  • Case studies: Een gedetailleerd onderzoek naar een specifiek onderwerp, zoals een persoon, groep, plaats, gebeurtenis, organisatie of fenomeen.
79
Q

Wat is het doel van coderen (in kwalitatief onderzoek)

A

Het coderen van kwalitatief onderzoek is een mogelijkheid om de data te structureren. (en wellicht om te zetten om het kwantitatief te kunnen bestuderen)