werkwoorden, regels etc. Flashcards
Noem het rijtje op van hebben, avere.
(ik) io ho
(jij) tu hai
(hij/zij/u) lui/lei/Lei ha
(wij) noi abbiamo
(jullie) voi avete
(zij/they) loro hanno
Noem het rijtje op van ‘hoe gaat het’
(ik) io sto
(jij) tu stai
(hij/zij/u) lui/lei/Lei sta
(wij) noi stiamo
(jullie) voi state
(zij/they) loro stanno
Noem de zes antwoorden van ‘hoe gaat het’.
bene = goed abbastanza bene= okay (great/fine) non c'è male= niet slecht cosi, cosi= so, so male= slecht
Hoe vraag je hoe het gaat en hoe antwoord je?
vraag: Tu come stai?
Antwoord: sto benissimo
Noem het rijtje op van to book, prenotare
(ik) io prenoto
(jij) tu prenoti
(hij/zij/u) lui/lei/Lei prenota
(wij) noi prenotiamo
(jullie) voi prenotate
(zij/they) loro prenotano
Noem het rijtje op van to see, vedere
(ik) io vedo
(jij) tu vedi
(hij/zij/u) lui/lei/Lei veda
(wij) noi vediamo
(jullie) voi vedete
(zij/they) loro vedono
noem het rijtje op van to leave, partire
(ik) io parto
(jij) tu parti
(hij/zij/u) lui/lei/Lei parte
(wij) noi partiamo
(jullie) voi partite
(zij/they) loro partono
noem het rijtje op van to prefere, preferire
(ik) io preferisco
(jij) tu preferisci
(hij/zij/u) lui/lei/Lei preferisce
(wij) noi preferaimo
(jullie) voi preferite
(zij/they) loro preferiscono
waar zet je het woord non altijd voor?
voor het werkwoord.
wanneer gebruik je un en wanneer uno (mannelijk) als onbepaald lidwoord?
un= voor een mannelijk lidwoord (eindigt op o of e) uno= voor een mannelijk lidwoord dat begint met s+medeklinker of gn,ps,x,y,z
wanneer gebruik je una of un’ (vrouwelijk) als onbepaald lidwoord?
una= bij vrouwelijke lidwoorden (eindigt met a) un'= wanneer er een klinker staat als eerste letter van het woord.
noem het rijtje op van weten, sapere
(ik) io so
(jij) tu sai
(hij/zij/u) lui/lei/Lei sa
(wij) noi sappiamo
(jullie) voi sapete
(zij/they) loro sanno
noem het rijtje op van moeten, dovere
(ik) io devo
(jij) tu devi
(hij/zij/u) lui/lei/Lei deve
(wij) noi dobbiamo
(jullie) voi dovete
(zij/they) loro devonno
noem het rijtje op van kunnen, potere
(ik) io posso
(jij) tu puoi
(hij/zij/u) lui/lei/Lei può
(wij) noi possiamo
(jullie) voi potete
(zij/they) loro possono
noem het rijtje op van willen, volere
(ik) io voglio
(jij) tu vuoi
(hij/zij/u) lui/lei/Lei vuole
(wij) noi vogliamo
(jullie) voi volete
(zij/they) loro vogliono