Werkwoorden op -ER Flashcards
1
Q
aankomen
A
arriver
2
Q
aarzelen
A
hésiter
3
Q
beginnen
A
commencer
4
Q
binnenkomen
A
entrer
5
Q
blijven
A
rester
6
Q
dansen
A
danser
7
Q
denken
A
penser
8
Q
dol zijn op
A
adorer
9
Q
doorbrengen, voorbij gaan
A
passer
10
Q
dragen
A
porter
11
Q
dromen
A
rêver
12
Q
een grapje maken, lol hebben
A
rigoler
13
Q
een hekel hebben aan, haten
A
détester
14
Q
eten
A
manger
15
Q
halen, zoeken
A
chercher
16
Q
helpen
A
aider
17
Q
herhalen, bestuderen
A
réviser
18
Q
houden van
A
aimer