Werkwoorden Flashcards
Spelen op de computer
Jouer sur l’ordinateur
Deelnemen aan
Participer à
Voorstellen
Présenter
Luisteren
Écouter
Kijken naar
Regarder
Knutselen
Bricoler
Tekenen
Dessiner
Haten
Détester
Dol zijn op, heel graag doen
Adorer
Terugkomen
Rentrer
Naar boven gaan, instappen
Monter
Tonen
Montrer
Gebruiken
Utiliser
Dragen
Porter
Rondhangen, blijven
traîner
Terugzien
Retrouver
Nakijken, herhalen
Réviser,répéter
Bespreken, discussiëren
Discuter
Vertellen
Raconter
Ontmoeten
Rencontrer
Noteren
Noter
Middageten
Déjeuner
Avondeten
Dîner
Vergelijken
Comparer
Vinden
Trouver
Tijd op de computer doorbrengen
Passer temps sur
Stofzuigen
Passer l’aspirateur
vergeten
Oublier
Koken
Cuisiner
Bestellen
Commander
Uitleggen
Expliquer
Weigeren
Refuser
Feliciteren
Féliciter
Wensen
Souhaiter
Versieren
Décorer
Beginnen
Commencer
Terugkeren
Retourner
Bijwonen
Assister à
Strijken
Repasser
Water geven
Arroser
Wijden aan
Consacrer à
Afruimen
Débarrasser
Plooien
Plier
Opruimen
ranger/Ramasser
Snoeien
Tailler
Sorteren
Trier
Leegmaken
Vider
Nieuwsgierig maken
Intriguer
Geven
Donner
Verbeteren
Améliorer
Inslaan draaien
Tourner
Verzorgen
Soigner
Waarschuwen
Alerter
Redden
Sauver
Schitteren
Briller
Oplopen (een verkoudheid)
Attraper(un rhume)
(Zich) Krabben
(Se) gratter
Inademen
Respirer
Aanpassen
Adapter
Huren
Louer
(De bus) missen
Rater
Oversteken
Traverser
Lijken op
Ressembler à
Snijden
Couper
Proeven
Goûter
Herstellen
Réparer
Opruimen
ramasser/Ranger
Veranderen, wisselen
Changer
Reizen
Voyager
Aanmoedigen
Encourager