week 8 Flashcards

1
Q

wanneer ben je een neonaat

A

t/m 28 dagen na geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is ROp

A

retinopathy of prematurity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waardoor word je blind bij ROP

A

Hyperoxie is intra-uterien een trigger voor vaatontwikkeling, bij geboorte is de omgeving plots hyperoxisch => arealen op netvlies => maakt groeifactoren en zo onstaat ongecontroleerde groei en laat het netvlies los en wordt het kind blind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is BPD

A

bronchopulmonale dysplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

risicofactoren voor ROP

A

ventilatie, supllementie van zuurstof en vroeggeboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar staat TORCHES voor

A

Toxoplasmose, Others, Rubella, Cyomegalovirus, Herpes simplex en Syfillis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klinische manifestatie CMV

A

prematuriteit, dismaturiteit, petechiën, icterus, neurologische afwijkingen
grote lever en milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer heb je risico op neonatale infecties?

A

lang gebroken vliezen, dreigende vroeggeboorte, intrapartum koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is sids

A

sudden infant death syndrome

plots overlijden van kind onder 1j zonder duidelijke oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschil kinderen absorptie geneesmiddelen

A

hogere zuurgraad, vertraagde motiliteit, metaboliserende enzymen nog niet in grote aantallen, andere darmflora, first-pass effect door lever vertraagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verschil distributie geneesmiddelen kinderen

A

meer extracellulair water en minder vet => lagere concentratie per kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verschil eliminatie

A

glomerulaire nierfunctie loopt snel op, tubulaire loopt nog wat achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Definitie kleine of grote lengte

A

2 SDS afwijking voor leeftijd, geslacht en puberteitsstadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oorzaken primaire groeistoornis

A
  • verstoorde regulatie epifysair schijf
  • Syndromaal
  • mutaties in genen in cellulaire processen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

oorzaken secundaire groeistoornis

A

endocrien (cortisol, gonadaal, GF, schildklier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

primair grote lente

A

klinefelter of tripple X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

secundaire grote lengte

A

toegenomen hormoonproductie

overgroei met minder hormoonproductie kan ook omdat de groeischijven dan langer ‘heel’/open/over blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

3 intra-uterine shunts

A

foramen ovale, ductus arteriosus en ductus venosus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

voordelen borstvoeding

A

minder Maag/darm/nier infecties, minder HVZ risico’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

borstvoeding bij prematuren

A

minder kans op infecties, sneller over op enterale voeding, betere psychomotore ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is colostrum

A

eerste melk in eerste week dat eiwitrijk is en veel immunoglobines bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

lactatie proces hormonen

A

prolactine zorgt voor melkproductie en wordt gemaakt in hypofyse voorkwab
oxytocine geeft toeschietreflex en wordt gemaakt in hypofyse achterkwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is rachitis

A

vitamine D tekort

dikke polsen/enkels, doorbuigen lange pijpbeenderen en verdikking op costo-sternale overgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is hygroma colli

A

vochtophoping in de weken delen van de nek van de foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is pphn

A

persistent pulmonal hypertension of the newborn

pulmonale vaatweerstand daalt onvoldoende na geboorte => rechts links shunt op niveau van foramen ovaele en ductus arteriosus => cyanose

oorzaken: perinatale asfyxie, perinatale infectie en longhypoplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat zie je bij fecal alcohol syndrom

A

dunne bovenlip, korte oogspleten, glad filtrum, hartafwijkingen, groeiachterstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

tetralogie

A

kennis over agentia die structurele schade aan kunnen richten tijdens ontwikkeling van de foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

principes van Wilson

A
  • structuur en werkingsmechanisme
  • dosis en duur blootstelling
  • maternale modificatie van de dosis
  • mogelijkheid om de foetus te bereiken
  • embryonale periode
  • capaciteit om het af te breken
  • genetisch bepaalde gevoeligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

gevolgen rubella

A

glaucoom, microphthalmie, cataract, hartafwijkingen, slecht horend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat is een major anomalie

A

afwijking die nadeling effect heeft op lichamelijke gezondheid en soms zelfs levensbedreigend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat is deformatie

A

kracht van buitenaf die invloed heeft op aanvankelijk normale structuur en ook weer herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat is disruptie

A

kracht van buitenaf zonder herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

malformatie

A

vanaf begin afwijkend ontwikkelingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

dysplasie

A

abnormale histiogenese en morfologische kenmerken daarvan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

penetrantie

A

percentage individuen dat een aandoening tot expressie brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

algemene info marfan

A

1:2000, fibrine afwijking => scoliose, hyperflexie gewrichten, arachnodactylie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

anticipatie

A

afwijking neemt door genereaties heen steeds meer toe

38
Q

allelische ziekte

A

1gen, meerdere ziektebeelden

39
Q

associatie

A

vaker dan toevallige afwijking maar geen syndroom

40
Q

sequenties

A

combinatie van aangeboren afwijkingen die uit elkaar voort vloeien

41
Q

craniosynostose

A

vroegtijdige verbening van de schedelnaden

42
Q

ptosis

A

hangend ooglid, vaak onderontwikkelde m levator palpebrae

43
Q

pierre robin sequentie

A

micrognathie, glossoptosis, OSA, soms palatoschisis

44
Q

torticollis

A

scheve enk, door probleem in SCM

45
Q

necrotiserende enterocolitis

A

door ischemie, bolle buik,

op Xboz vaak pneumatosis intestinalis te zien

46
Q

volvulus

A

draaiinig om eigen as

47
Q

malrotatie

A

aangeboren afwijkingen waarbij darmen verkeerd liggen en extra banden hebben

48
Q

trigonocephalie

A

wighood, metopica dicht

49
Q

scaphocephalie

A

boothoofd, sagitallis dicht

50
Q

plagiocephalie

A

coronalis dicht

51
Q

wat zit er in de kopplooi

A

neurale buis, primitieve pharynx en kieuwzakken/-bogen

52
Q

kenmerken Turner

A

oedeem voetrug, webbing nek, afwijkende thorax, uitblijvende puberteit

53
Q

wat kan je doen aan overmaat van glucocorticoïden

A

om de dag geven, dosis verlagen, kortwerkende preparaten geven, dagdosis in de ochtend gevn

54
Q

ontkracht wat er in vaccins zit: kwik, koelvloeistof en formaldehyde

A

een ongevaarlijke verbinding met kwik, verbinding in zelfde groep als koelvloeistof, heel lage concentratie formaldehyde

55
Q

criteria voor invoer vaccin

A

ernstig, vaccin is effectief, bijwerkingen, last, kosten en urgentie volksgezondheid

56
Q

voorwaarden post mortaal onderzoek

A

natuurlijk overlijden en toestemming nodig

57
Q

meest voorkomende kankers bij kinderen

A

blastomen, sarcomen en leukemie

58
Q

sympotomen ALL

A

bleek, bloedingsneiging, infecties, botpijn, algehele malaise

59
Q

complicaties behandeling ALL

A

alopecia, infecties, diabetes, trombose, convulsies

60
Q

vaatmalformatie

A

aanwezig bij geboorte, proportionele groei, geen regessie

61
Q

vaattumor

A

vaak na geboorte ontstaan/gegroeid, vaak groei-plateau-regressie

62
Q

hemangiomen

A

vaak hoofd/nek, vaak bij meisjes en meerlingen

63
Q

hernia inguinalis

A

open processus vaginalis met darm, ovarium of omentum erin

64
Q

hydrocele

A

deels gesloten, deels niet gesloten processus vaginalis

65
Q

niet-scrotale testis

A

kan tot 6 maanden duren voor testes indalen

66
Q

afwijking bij diastolische ruis

A

longvenestenose, mitralisstenose

67
Q

afwijking bij systolische ruis

A

aortastenose, coarctatio aortae, hypertrofische obstructieve cardiomyopathie

68
Q

compensatie hart bij stenose

A

HF omhoog, vergroten contractiliteit, perifere vasoconstrictie en myocardhypertrofie

69
Q

teratoom

A

tumor uit kiemblad weefseltype

70
Q

hoe ziet een embryonaal rhabdomyosarcoom eruit

A

druiventros achtig, puilt vaak uit in lichaamsholte

71
Q

ongunstige prognose bij neuroblastoom

A

laag HB, hoog ferritine en hoog LDH

72
Q

wat is vaak in urine verhoogd bij neuroblastoom

A

VMA en HVA (producten cathecholamine aanmaak)

73
Q

naecus sebaceus

A

gele/oranje plek van talgklieren waar geen haren op groeien

74
Q

congenitale melanocytaire naecus

A

grote naevus met >40 sateliet laesies

75
Q

tubereuze sclerose

A

vaak bladvormig, vaak autosomaal dominant

76
Q

welke huid afwijking bij sturge-weber

A

naevus flammeus

77
Q

3 delig hersenen emrbyonaal

A

proencephalon, mesencephalon en rhombencephalon

78
Q

5 delig hersenen

A

telencephalon, diencephalhon, mesencephalon, metenecephalon, myelencephalon

79
Q

welke spieren vormen kieuwbogen

A

1 kauwspieren
2 mimisch
3 stylopharyngeus
4-6 pahrynx larynx

80
Q

verstandelijke beperking

A

beperking bepaalde hersenfunctie door onvoldoende ontwikkeling

81
Q

noem 7 ACE (adverse child events)

A

mentaal, fysiek of seksueel misbruik, geweld naar moeder, gezinslid met psychische ziekte, middelenmisbruik of iemand in de gevangenis

82
Q

wat is affect

A

zichtbare en hoorbare expressie van emotionele reactie

83
Q

kenmerken autisme spectrum stoornissen (8)

A
  • niet lachen naar anderen
  • reageert niet wanneer toegesproken
  • brabbelt niet
  • maakt geen gebaren
  • geen interesse in andere mensen
  • geen functioneel gebruik van woorden
  • geen 2 woord zinnen
  • elk verlies van taal of sociale vaardigheid
84
Q

hoe zie je perinatale asfyxie op beeldvorming

A

periventriculaire leukomalacie

85
Q

ontwikkeling ledematen

A

proliferatie uit pariëtaal mesoderm

oiv hox-genen en transcriptiefactor tbx wordt FGF10 gevormd => ledemaatgroeien

86
Q

wat is DSD

A

disorder of seks development

87
Q

2 functies blaas

A

opslaan urine en paar maal per dag mictie

88
Q

dwarslaesie cortex uitgeschakeld

A

overactieve ongeremde blaas

89
Q

halverwege ruggenmerrg

A

overactieve plaas met dysgenesie sfincter

90
Q

lage dwarslaesei

A

detrusor areflexie

91
Q

wat is premature thelarache

A

geïsoleerde borstontwikkeling

92
Q

waarom zijn kinderen tijdens zindelijkheidstrainging gevoeliger voor UWI’s?

A

door veranderd plasgedrag