Week 8 Flashcards

1
Q

Welke organen liggen intraperitoneaal?

A
  • maag
  • jejunum
  • ileum
  • caecum en appendix
  • colon transversum
  • colon sigmoideum
  • lever
  • milt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke organen liggen retroperitoneaal?

A
  • duodenum (sec)
  • colon ascendens (sec)
  • colon descendens (sec)
  • rectum (sub)
  • pancreas
  • nieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem achtereenvolgens de ruimtes/onderdelen van de maag.

A

cardia, fundus, corpus, antrum, pylorusspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke drie structuren liggen in het lig. hepatoduodenale?

A

ductus choledochus, v. porta en a. hepatica propria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Via welke structuren is de milt verbonden?

A

lig. splenocolico
lig. phrenicosplenicum
lig. gastrosplenicum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaan de drie takken van de H-figuur?

A

horizontaal: lig. hepatoduodenale
linker poot: lig. falciforme en lig. teres
rechter poot: v. cava inferior en de galblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Van welke twee dingen is het filtreren van stoffen in de nierlichaampjes afhankelijk?

A
  • grote porie (in glomerulus en kapsel van Bowman)

- lading molecuul (werkt tegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke weg volgt vloeistof in een nefron?

A

nierlichaampje - voorste kronkelbuis - lus van Henle - achterste kronkelbuis - verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is osmolariteit en osmolaliteit?

A

osmolariteit is de concentratie van osmotisch actieve stoffen in een oplossing uitgedrukt in osmol/liter.
Osmolaliteit wordt dit per kilogram vrij water bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee soorten nefronen zijn er?

A

corticale nefronen: liggen hoger in de cortex en de lus van Henle komt net in de medulla.
juxtamedullaire nefronen: de lus van Henle loopt tot zeer diep in het merg.
Naarmate je dichter naar de bekken gaan, loopt de osmotische gradiënt in de medulla steeds meer op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt het regelsysteem voor de waterbalans?

A
  1. De hypothalamus meet de concentratie water in het bloed.
  2. Bij weinig water wordt de hypofyse aangestuurd om ADH (antidiurethisch hormoon) af te geven.
  3. Deze zorgt ervoor dat meer water wordt terug geresorbeerd in de nieren door meer water kanalen open te zetten.
  4. Er komt meer water in het bloed (concentratie naar beneden) en de urine wordt sterk geconcentreerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke hormonen geeft de (bij)nier af?

A
  • EPO -> stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen
  • Renanine-Angiotensine-Aldosterone as -> regulatie bloeddruk
  • 1-alpha hydroxylase -> vitamine D3, calcium huishouding osteoporose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat ontstaat er uit de primitieve voordarm?

A

pharynx, thymus, (bij)schildklier, longen, oesophagus, maag, lever en pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welk deel ontstaat het diafragma? embryologie

A

septum transversum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zal later een gedeelte van de buikholte vormen? embryologie

A

De chorionholte die wanneer die afgesnoerd is (een holte in het embryo gaat vormen), de coeloomholte wordt genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe splitsen het rectum en de blaas met urethra van elkaar? embryologie

A

De cloaca wordt opgesplitst door het septum urorectale, waardoor twee openingen ontstaan.

17
Q

Waaruit is het lig. umbilicalis medianis ontstaan?

A

Uit de urachus (ontstaan uit allantois) = een buis die van de blaas naar de navel loopt.

18
Q

Wat ontstaat er uit de middendarm? embryologie

A

jejunum, ileum, caecum, colon ascendens en colon transversus

19
Q

Wat gebeurt er met het ventraal mesogastrium? embryologie

A

Dit wordt de omentum minus door de draaiing van de maag.

20
Q

Waaruit ontstaat het omentum majus? embryologie

A

Uit een deel van het dorsale mesogastrium.

21
Q

Welke drie arteriën komen uit de truncus coeliacus?

A
  • a. hepatica communis
  • a. lienalis/a. splenica
  • a. gastrica sinistra
22
Q

Welke arterie vasculeert de buitenbocht van de maag?

A

a. gastro-omentalis sinistra en dextra

23
Q

Wat zijn de grenzen van de bursa omentalis?

A

ventraal: omentum minus en maag
dorsaal: pancreas
craniaal: lever
caudaal: colon
lateraal: milt
mediaal: foramen epiploicum

24
Q

Wat zijn de verschillen tussen jejunum en ileum?

A

jejunum:

  • roze kleur (meer kleine vaatjes
  • zichtbare arcades en windows
  • weinig arcades (1-3)
  • lange vasa recta

ileum:
- grijzig
- dik mesenterium (slecht zichtbare arcades)
- veel arcades (2-6)
- korte vasa recta

25
Q

Wat knipt alfa-amylase wel/niet?

A
  • knipt wel alfa1,4
  • knipt geen eindstandig alfa1,4
  • knipt niet alfa1,6
  • knipt niet alfa1,4 naast alfa1,6
26
Q

Waar en door welke enzymen worden maltose, maltotriose en alfa-gelimiteerde dextrines verwerkt tot enkelvoudige glucoses die kunnen worden opgenomen in de cel?

A

Aan de oppervlakte van het darmepitheel van het duodenum. Aan dit membraan zitten hydrolases: maltase (kan alfa1,4 bindingen verbreken), securase-isomaltase (kan vertakking punten tussen 1,4 binding en 1,6 binding verbreken) en lactase (verbreekt binding tussen galactose en glucose, werkt het traagst).

27
Q

Welke verschillende proteases/peptidases zijn er?

A
  1. endopeptidases die midden in de keten knippen:
    - maag: pepsine (knipt direct na Phe, Tyr en Tryp (hydrofobe aminozuren))
    - pancreas: trypsine (knipt direct na Lys, Arg (basisch)), chymotrypsine (knipt na Phe en Tryp), elastase (knipt na Ala, Gly en Ser)
  2. Carboxypeptidases (pancreas) verbreken de binding aan de carboxyuiteinde.
  3. Aminopeptidases (darmoppervlak en cytosol enterocyt) verbreken de binding aan het amino-uiteinde.
28
Q

Welke drie soorten kliercellen zijn er in de maagwand en wat is hun functie?

A
  1. hoofdcellen produceren pepsinogeen
  2. pariëtale cellen produceren zoutzuur
  3. muceuze cellen produceren het slijm
29
Q

Hoe werken de verschillende maagzuurremmers?

A

cimetidine en ranitidine: remt histamine (receptor) waardoor er geen cAMP wordt afgegeven en er minder protonen worden afgegeven.

vagotomie: grijpt in op de n. vagus -> geen acetylcholine afgifte -> calcium concentratie wordt niet verhoogd -> geen protonen afgifte
omeprazol: grijpt direct in op de proton-kaliumpomp