Week 6 en 7 HC's Flashcards

1
Q

Voordelen FV curve

A

Stroomsterkte betere maat voor opsporen luchtwegweerstand
Fouten tijdens blazen makkelijker te zien
Door karakteristieken patronen herkennen ziektebeelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Z-score

A

Gemeten waarde - voorspelde waarde /Standaar deviatie

Grenzen: 1,64

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functies neus

A

Transport, verwarming, bevochtiging, filtering, afweer, reuk, smaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functies Larynx

A

Respiratie, hoesten, scheiden lucht en voedselweg, slikken, stem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Supraglottitis

A

Ook wel epiglottis (hoor je aan stem), bacterieel, zeldzaam, kwijlen, recht op, hoge koorts (weg door vaccin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Laryngitis supglottica

A

Vaak, inspiratie stridor, blafhoest, ligt plat, virus, ICS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mucosa:

A

Trilhaarcellen (microvilli), slijmbekercellen, basale cellen (clubcellen/pneumo 2), neuroendocriene cellen, club cellen, lamina propria, gladde spieren, epitheel (pseudogelaagd cilindrisch trilhaarepitheel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Submucosa:

A

Klieren, kraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Adventitia

A

losmaking en vezelig bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Terminale bronchioli

A

Secundaire pulmonale lobulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

respiratoire bronchioli

A

Primaire lobules = acinus = 2000 alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bronchioli

A

Geen klieren en kraakbeen, minder slijmcellen, meer clubcellen en kubischer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Alveoli

A

Porien van Kohn verbinden
Kanalen van lambert: respiratore bronchiolus belangrijk
Type 1 pneumo: 95%, gaswisseling
Type 2: surfactant, kan naar type 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fick:

A

Vgas = A/T x Dgas x (pO2alveoli-pO2cap)
Dgas= Sol/Wortel MW
Diffussiecapa: DLo2: A/T x Dgas of Vgas/Palv-Pcap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom diffussietest met CO

A

CO is alleen diffusie afhankelijk en bindt zelfde als O2 maar dan sterker aan Hb –> corrigeren als je diffusie wil weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diffusie afhankelijk van

A

A, T, drijvende druk verschil en diffusie constante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hemoglobine

A

2a en 2b + heem+Fe2+ = HbA1
HbA2: a2d2
HbF: a2y2 –> hogere affiniteit O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom O2 lage affiniteit

A

Sterische hindering door histadine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waardoor meer afgifte bij inspanning

A

pO2 daalt, rechtsverschuiving door: meer CO2 en lagere pH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hb is allosterisch, waarom sigmoidaal

A

T: 2,3 BPG gebonden in centrale holte, R: O2 kan binden

21
Q

CO2 van weefsel –> long

A
  1. carbaminoHb
  2. HCO3: deel spontaan in plasma (langzaam)
    en in ery: męt CA reactie, CO2 in omgezett in HCO3 OH gebruikt dus je krijgt H+.
  3. Opgelost CO2
22
Q

Verworrven gestoord transport

A
  1. Anemie: minder O2 capa
  2. CO vergiftiging: meer carboxyHb ipv Roxy, lagere O2 transport cava
  3. MetHb: oxidatie Fe2+ –> 3+: giftig dus minder O2 capa
23
Q

Aangeboren gestoord transport

A
  1. Sikkelcelanemie: afwijkend b hb

2. Ontbreken b Hb –> heamolysis en erytropoiesis

24
Q

Wet van Laplace

A

oppervlakte spanning is omgekeerd evenredig met straal

Surfactant verlaagd opp spanning, minder leeglopen door gelijke druk.

25
Q

Inademing spieren

A

Externe intercostaal spieren, diafragma

Hard: hulp: sternocleidomastoideus, scalenus

26
Q

Uitadmeingspieren

A

-

Hard: interne intercomtaal en buikspieren

27
Q

Elastantie

A

Hoeveel kracht moet je uitoefenen om het te kunnen veranderen
dP/dV
fibrose heeft hoge elastantie

28
Q

Compliantie

A

Hoe gemakkelijk vervormt het
C= dV/dP
emfyseem is compliant

29
Q

Arbeid

A

kracht x weg = druk x volume

30
Q

Verlengd exspirium + piepen

A

astma/COPD

31
Q

Basaal crepiteren beide zijden vs crepetaties

A

Decompensatio cordis vs pneumonie/fibrose

32
Q

Rhonchi:

A

lwi

33
Q

Apneusis

A

lang diep in, kort uit

34
Q

Cheyne strokes

A

onregelmatig Inuit, pauze, wel gelijkmatig: clusrer breathing

35
Q

Celgroepen medulla

A

DRG: inspiratie –> diafragma
VRG: in en actieve ex –> buik en intercostaal

36
Q

Hoog in pons:

A

alles intact, intact nX: normaal, n. X kapot: actief in en uit (onregelmatiger)

37
Q

Laag in pons

A

fine tuning weg. n. X intact: redelijk, n. X kapot: apneusis

38
Q

hoog in medulla:

A

finetuning niet goed, wel pacemaker

39
Q

Laag in medulla

A

acute dood door apneu

40
Q

Fysiologische dode ruimte

A

anatomisch + alveolair
F omhoog
longembolie, emfyseem
geen perfusie

41
Q

shunt

A

saturatie neemt af
pneumonie of AV malformatie
geen ventilatie
Vteug omhoog

42
Q

amicaal vs basaal

A

amicaal: ventilatie kleiner en perfusie kleiner, echter neemt perfusie erger af. Dus V/Q hoger in longtop. Basaal heb je ongeventileerd, shuntachtig

43
Q

Verscherpt ademgeruis:

A

pneumonie (vocht in long)

44
Q

Verzwakt ademgeruis

A

Emfyseem

45
Q

Grenzen berusten op

A

Verschil in radiolucentie

46
Q

Silhouette sign

A

Grens verdwijnt

47
Q

Dense

A

Wit, massa, vocht, consolidatie

48
Q

Atelectase

A

Collaps; verdwijnen hartcontour, verplaatsing fissuren, mediastinum, hilus en trachea, hoog diafragma