week 6 Flashcards

1
Q

betrouwbaarheidsinterval

A

gebied waarin we met n% zekerheid kunnen zeggen dat de werkelijke waarde van het populatiegemiddelde binnen dit specifieke interval ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

absolute effectgrootte

A

gemiddelde van het verschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

relatieve effectgrootte

A

maat die vergelijkbaar is met Cohen’s d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

factoren die van invloed zijn op de power van een test

Hoe groter/kleiner de alfa

A

hoe groter:
> hoe groter de power
> hoe meer type a fouten

Hoe kleiner:
> hoe kleiner de power
> hoe meer type b fouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

factoren die van invloed zijn op de power van een test

Hoe verder de h0 en de ha va elkaar liggen …

A

hoe groter de power

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

factoren die van invloed zijn op de power van een test

de breedte van de distributies, hoe groter/homogener de steekproefgrootte

A

minder var in in de sp
> hoe minder overlap tussen de 2 curves
> b kleiner
> power groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voordelen van parametische toetsen

A
  • gebruiken niet zulke sterke aannames
  • ze kijken naar de mediaan
    geven scoren een rangnummer, dus niet beïnvloedbaar voor uitschieters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nadelen van niet-parametische toetsen

A
  • power is lager

- om dezelfde power te krijgen als een parametische toets, heb je een grotere sp nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly