Week 4 Flashcards

1
Q

Welke rechtvaardigingsgronden zijn er?

A

Noodweer, overmacht als noodtoestand, bevoegd ambtelijk bevel, wettelijk voorschrift, ontbreken van materiële wederrechtelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke schulduitsluitingsgonrden zijn er?

A

Noodweerexces, psychische overmacht, onbevoegd ambtelijk bevel, ontoerekeningsvatbaarheid, AVAS, rechtsdwaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken rechtvaardigingsgronden?

A
  • Gaat in de regel om meer objectieve factoren, die in overwegende mate invloed hebben op het oordeel
  • Hebben in de regel derdenwerking
  • Rechtvaardigen het gedrag
  • Hebben dus betrekking op de wederrechtelijkheid van de gedraging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar moet voor een geslaagd beroep op noodweer aan voldaan zijn?

A
  • Ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding
  • Aantasting aan lijf, eerbaarheid of goed
  • Geboden en noodzakelijke verdediging (subsidiariteit en proportionaliteit). Onttrekkingsvereiste: wanneer je je kan onttrekken moet dit, ipv aan te vallen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Overmacht als noodtoestand?

A

De wet wordt overtreden als gevolg van een bepaalde belangenafweging in een noodsituatie. De zaken moeten zodanig liggen dat het maken van een keuze geen uitstel kan leiden, mag geen wanverhouding bestaan. Proportionaliteit + subsidiariteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bevoegd ambtelijk bevel?

A

Heft de strafbaarheid op van wetsovertredingen die zijn begaan naar aanleiding van een bevel gegeven door of names de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wettelijk voorschrift?

A

Bij het wettelijk voorschrift gaat het bv om een politieman die iemand meeneemt; berooft iemand van vrijheid maar t mag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid?

A

Ongeschreven rechtvaardigingsgrond, door het strafbare feit te begaan voorkwam hij juist het doel van het strafbare feit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken schulduitsluitingsgronden?

A
  • Gaat in de regel meer om subjectieve factoren (gesteldheid dader), (subjectieve drang).
  • Werken persoonlijk
  • Rechtvaardigen de dader
  • Hebben dus betrekking op de verwijtbaarheid van de dader
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noodweerexces?

A

Overschrijding van de proportionele verdediging met door de aanval veroorzaakte emoties. Er moet sprake zijn van dubbele causaliteit, de aanval moet de oorzaak zijn van de gemoedsbeweging en die moet weer de oorzaak zijn van de disproportionele verdediging.

  • intensief: gewone vorm
  • extensief: de verdediging is te lang doorgegaan
  • tardief: begonnen nadat de aanval plaats heeft gevonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychische overmacht?

A

Een van buiten komende drang waaraan men redelijkerwijs geen weerstand kan of hoeft te bieden, zodanige pressie dat van de dader niet gevergd kan worden dat hij zich onthoudt van strafbaar handelen, de wilsvrijheid moet zijn aangetast. Er wordt gekeken naar de verhouding tussen de druk en het gepleegde delict.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onbevoegd ambtelijk bevel?

A

De schulduitsluitingsgrond onbevoegd gegeven ambtelijk bevel komt zelden voor: men kan denken aan een bevel dat wordt gegeven door iemand die hoger in rang ligt, maar deze bevoegdheid niet heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ontoerekeningsvatbaarhed?

A

De invloed van de stoornis of het gebrek in de ontwikkeling wordt ten tijde van het begaan van het strafbare feit zo groot geacht, dat de wil van de dader niet meer in vrijheid is gevormd - zegt verder niks over opzet. Het strafbare feit moet daarvan een uitvloeisel zijn (causaal verband). Ook bestaat verminderde toerekeningsvatbaarheid, dit is geen schulduitsluitingsgrond maar hier kan rekening mee gehouden worden bij het krijgen van de straf. Wel is de dader dan alsnog verwijtbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

AVAS?

A

Afwezigheid van alle schuld. De gepleegde wetsovertreding is niet te verwijten aan de dader (ongeschreven).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rechtsdwaling?

A

Wanneer er wordt gedwaald over wat juist is, spreekt men van feitelijke dwaling. Verontschuldigbare onmacht, criteria rechtsdwaling:

  • (juridisch) advies van deskundig te achten autoriteit
  • het advies moet zodanig zijn verstrekt en deugdelijk zijn dat de verdachte hierop heeft mogen vertrouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Twee verschillende leren voor poging?

A
  • Subjectief: sprake van uitvoering indien er handelingen worden verricht waaruit blijkt dat men naar voltooiing van een misdrijf streeft, uiting geeft aan misdadige wil.
  • Objectief: de gedraging moet daadwerkelijk een begin vormen van een voltooiing van het misdrijf. Gevaar voor het rechtsgoed.

Nederland gaat uit van een gematigd objectieve leer.

17
Q

Poging, geen wettelijke, inhoudelijke definitie, wel voorwaarden?

A

Feitelijk: het verrichten van gedragingen die bestaan uit het trachten van het delict te begaan

Juridisch: niet alle bestanddelen van het delict zijn vervuld, wel hebben uitvoeringshandelingen van het delict plaatsgevonden, uitbreiding van de strafrechtelijke aansprakelijkheid
.

18
Q

Wat is het verschil tussen een absoluut ondeugdelijke poging en een relatief ondeugdelijke poging/middel?

A

Absoluut ondeugdelijke poging: wanneer er wel een streven is, maar het middel niet werkzaam. Kan ook gebeuren bij het object (iemand vermoorden die al dood is). Is niet strafbaar!

Relatief ondeugdelijke poging: het middel/de poging is in principe geschikt, maar door de loop van omstandigheden blijft het resultaat uit. Wel strafbaar!

19
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen poging en voorbereiding?

A

Volgens het pogingscriterium moet de gedraging gericht zijn op voltooiing (jetzt geht eh loss criterium). Men moet zich afvragen of er een concrete gevaarzetting is, of iemand al begonnen is.

20
Q

Wanneer is voorbereiding strafbaar?

A
  1. moet een ernstig misdrijf zijn (8jaar of meer)
  2. opzet = opzet, op de criminele bestemming van het voorbereidingsmiddel
  3. limitatief opgesomde voorbereidingsmiddelen en handelingen
  4. bestemd = objectieve, beperkte strekking
  5. begaan van het misdrijf = daderschap en deelneming
21
Q

Medepleger?

A

Degene die tezamen na overleg met een ander het strafbare feit begaat. Indicatoren voor een nauwe samenwerking zijn:

  • Het tonen van initiatief bij bedenken of uitvoeren
  • Het voeren van regie voor of achter de schermen
  • Overduidelijk deel uitmaken van een hechte en samenwerkende dadergroep
  • Het leveren van een onmisbare of belangrijke bijdrage
  • Een zekere inwisselbaarheid van de rollen van de daders
  • Een min of meer toevallige totstandkoming van de rolverdeling
22
Q

Uitlokker?

A

Kwade genius, die iemand anders beweegt.

Voorwaarden: opzet om een ander met behulp van bepaalde, door de wet aangegeven middelen, te bewegen tot een door de wet verboden gedraging, wilsbesluit moet daardoor bij de ander zijn gewekt, de uitgelokte moet strafbaar zijn, het uitgelokte moet zijn gevolgd.

De kern van deze bepaling is dat het strafbaar is om te proberen een ander, door middel van een uitlokkingsmiddel, aan te zetten tot het begaan van een misdrijf, ook als die ander dat misdrijf niet pleegt. Hiervan is zowel sprake als de andere persoon geen gehoor geeft aan de uitlokking, of als er wel gehoor aan gegeven wordt maar het plan om een andere reden niet slaagt.

23
Q

Doen pleger?

A

Degene die een ander, welke niet zelfstandig strafbaar is, beweegt tot het begaan van het strafbare feit.

Het belangrijkste verschil tussen uitlokken en doen plegen is dat de feitelijke uitvoerder bij doen plegen straffeloos is (willoos werktuig).

24
Q

Medeplichtig?

A
  • Opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf
  • Opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf

Twee vormen:
- Medeplichtigheid bij/simultane medeplichtigheid: gelijktijdige medeplichtigheid.

  • Medeplichtigheid tot/consecutieve medeplichtigheid: voorafgaande medeplichtigheid.