Week 3 Flashcards
Opzet
Willens en wetens handelen
Graden van opzet
- Opzet met bedoeling
- Voorwaardelijke opzet
- Opzet met noodzakelijkheidbewustzijn
Opzet met bedoeling
het willens en wetens handelen waarbij de uitkomst beoogd is
voorwaardelijke opzet
de dader heeft het doel niet per se beoogd, maar is zich zodanig bewust van de mogelijke gevolgen dat er sprake is van opzet.
opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn
dader heeft een bepaald doel voor ogen maar hij weet dat het noodzakelijk is om een bepaald, niet primair beoogd strafbaar gevolg in het leven te roepen om het te bereiken
culpa
verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtheid (verwijtbaarheid en wederrechtelijkheid)
schuld als element
verwijtbaarheid
schuld als bestanddeel
culpa
bewuste en onbewuste culpa
bewuste: de dader beseft zich van het gevaar maar ging uit van een goede afloop
onbewuste: besefte het gevaar niet, maar had dit wel moeten beseffen
roekeloosheid
een of meerdere gedragingen die erop kunnen duiden dat door hem welbewust aanvaardbare risico’s zijn genomen
objectiveren en normaliseren
objectiveren: kijken naar het gedrag vd verdachte
normaliseren: gedrag verdachte vergelijken met dat van de normale mens met een gezond verstand
willens en wetens
willens = aanvaarden risico wetens = bewust zijn risico
inperken en uitbreiden strafbaarheid
inperken: rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden
uitbreiding: poging en voorbereiding, deelneming
willen / weten bij de strafrechtelijke aansprakelijkheid
Opzet: willens en wetens
Bewuste culpa: wetens
Onbewuste culpa: niet willens en niet wetens