Week 3 Flashcards

1
Q

Waarin verschillen transplantaties van een kind met een volwassene?

A
  1. Andere ziektebeelden (congenitaal/genetisch vaker)
  2. Symptomatologie (niet of nauwelijks klachten, hebben zelf geen referentiekader van wat normaal is)
  3. Groeiend en ontwikkelend individu (sociaal emotioneel, fysiek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welke weken van een zwangerschap worden de nefronen gevormd?

A

weken 34-36, eerder geboren worden kan dus aangeboren afwijken of onderontwikkelingen veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom hebben kinderen vaker een probleem in de tubulus?

A

Omdat dat vaker congenitaal fout gaat, bij volwassenen is het vaker een glomerulair probleem. Kinderen veel water aanbieden want het lekt allemaal weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke strategieën kunnen toegepast worden indien er sprake is van eindstadium nierfalen (ESRD)?

A

Hemodialyse of peritoneaal dialyse. Maar allebei als bridge to transplant. Of gewoon gelijk een transplantatie.
Voorwaarden:
* Orgaan beschikbaar
* Voorbereidingstijd
* Natieve ziektebeeld uitgedoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zijn pre-emptieve transplantaties mogelijk met een postmortaal orgaan?

A

Kan maar lukt/gebeurt zelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil in graft survival tussen living donors en deceased donors?

A

Deceased gaan minder lang mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom liggen er pieken van niertransplantaties bij baby/peuter leeftijd en middelbare school leeftijd,

A

Want dan 2 groeispurten, dan is de belasting voor je nier groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer gaat een levende donornier het langst mee?

A

Bij transplantatie op jonge leeftijd (1-5 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de verschillende hypothesen over het feit dat adolescenten hogeren kans hebben op graft verlies?

A
  • Psychologisch: gebrek aan therapietrouw, transitie van zorg
  • Activering van immuunsysteem door hormonale invloeden
  • Veranderde farmacokinetiek van immuunsuppressiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen van een klein kind tov van een ouder kind/volwassene

A
  • Andere operatieve procedure (intra/retroperitoneale plaatsing van nier, anastomose met aorta en VCI)
  • Grootte mismatch (shift intravasculair volume, bloeddruk mismatch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel niertransplantaties worden er per jaar bij kinderen uitgevoerd?

A

20-25, laag frequent hoog complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de twee meest voorkomende kankers na niertransplantatie?

A
  • Huidkanker
  • PTLD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom wordt preventieve reductie immuunsuppressie niet gedaan?

A

Leidt tot transplantaatfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn twee huidige preventieve maatregelen voor maligniteiten na transplantatie?

A
  1. Screening
  2. Preventieve strategie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke geneesmiddel verhoogt de kans op posttransplantatie lymfoom?

A

Immunosuppressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het rejectiepercentage na behandeling met immunotherapie?

A

43 procent
(daarvan verliest 73 procent het transplantaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke factoren spelen een rol voor het ontwikkelen van kanker na niertransplantatie?

A
  • Oorzaak nierfalen
  • Tijd na transplantatie
  • Leeftijd van ontvanger
  • Intensiteit en duur van immuunsuppressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is PTLD?

A
  • Indien prolifererende B cellen niet meer in toom gehouden kunnen worden door specifieke
    T cellen, kan zich een lymfoom ontwikkelen (PTLD, posttransplantation lymfoproliferative
    disease)
  • Eén van de meest gevreesde complicaties na orgaantransplantatie
  • Afhankelijk van getransplanteerde orgaan 1-10% kans op PTLD
  • Mortaliteit tot 60%
  • Behandeling
    Reductie / staken van de immunosuppressiva
    Anti-B cel antilichamen, vooral rituximab
    Chemotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk medicijn zorgt voor een slechte immuunrespons na transplantatie?

A

Cellcept (MMF), andere factoren die meespelen:
* Hogere leeftijd
* Lagere lymfocyten
* Lagere eGFR
* Geen prednisolon
* Korte tijd na Tx > heel hoge doseringen immunosuppressiva aan het begin na transplantatie, wordt later pas afgebouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn verschillende aangrijpingspunten van immunosuppressiva?

A
  • Calceïnurineremmers
  • ATG en OKT3
  • Anti CD25 (IL2 remmers)
  • MTOR remmers (sirolimus, everolimus)
  • MMF: de novo nucleotide synthesis
    Uitkomst is altijd: minder T-lymfocyten door remming van proliferatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom wordt tacrolimus pas op dag 5 gestart?

A

Vanwege nierschade. Spiegelbepalingen doen. Therapeutic drug monitoring. Je wilt niet teveel geven door bijwerkingen maar niet te weinig dat er geen effect is van het geneesmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Tacrolimus is nefrotoxisch, is er nog een andere groep geneesmidddelen die je hierbij nooit mag slikken?

A

NSAIDs omdat dat een negatief effect heeft op de nieren. Dus nooit tacrolimus en NSAID samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarom is tacrolimus nefrotoxisch?

A

Renale vasoconstrictie, verminderde zuurstoftoevoer, hogere radicalen. Verhoogde geprogrammeerde celdood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke soorten levertransplantatie zijn er?

A
  • Orthotope levertransplantatie (vervangen lever)
  • Auxiliaire levertransplantatie (heterotoop: niet anatomisch correcte positie. Orthotoop: Geboren lever blijft en daarnaast nieuw orgaan toegevoegd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn indicaties voor een levertransplantatie?

A
  1. Acuut leverfalen
  2. Chronische leverfalen
  3. Levensbedreigende metabole ziekten
  4. Levertumoren
26
Q

Wat zijn contraindicaties voor een levertransplantatie?

A
  • Actief alcohol en drugsgebruik
  • Ernstige cardiopulmonaire ziekte
  • Actief infectie/oncontroleerbare sepsis
  • Extrahepatisch maligniteiten
  • Hersendood
27
Q

Wat zijn de 3 fasen van een levertransplantatie?

A
  1. Pre-anhepatische fase: De periode van inductie tot aan het moment van het afsluiten van de circulatie
    naar de oude lever (afsluiten v. portae, a. hepatica & v. hepaticae / v. cava
    inferior)
  2. Anhepatische fase: Deze fase start met het afsluiten van de circulatie naar de oude lever en eindigt
    met de recirculatie van de nieuwe lever.
  3. Post-anhepatische fase: Dit is de periode vanaf de recirculatie van de nieuwe lever tot aan het einde van
    operatie.
28
Q

Wat voor incisie wordt gemaakt bij een levertransplantatie?

A

Keuze uit subcostaal versus mercedesster: subcostaal minder vroege wondproblemen en breuken.

29
Q

Door progressieve disregulatie van welke systemen wordt de tweede fase van levertransplantatie gekenmerkt?

A
  • Het zuur/base evenwicht (metabole acidose)
  • Calciumhuishouding (hypocalciëmie)
  • Stollingsfactoren (verslechterde stolling)
  • Temperatuur (afkoeling)
30
Q

Welke twee mogelijkheden zijn er om de lever te verwijderen bij levertransplantatie?

A
  1. Klassiek, VCI verwijderen en IVC afklemmen.
  2. Piggy-back techniek, cava sparend, minder hartproblemen
    Piggy back is de standaard.
31
Q

Met welke stoornissen kan de post-anhepatische fase gepaard gaan?

A
  • Hyperkaliëmie
  • Hypocalciëmie
  • Tijdelijke verslechtering stolling
  • Toegenomen fibrinolyse
32
Q

Wat zijn de rollen van mesenchymale stamcellen?

A
  • In beenmerg hematopoietische stamcel langer laten leven.
  • Secerneren groeifactoren voor angiogenese en herstelprocessen.
  • Fibrotisering
  • Feedback bij inflammatoire respons
33
Q

Waar kunnen mesenchymale stamcellen gebruikt worden in regeneratieve geneeskunde?

A
  • Weefselreparatie
  • Immunomodulatie
34
Q

Wat is de- en recellularisation?

A

Het weghalen van de zieke cellen en het overhouden van de normale cellen. Andere cellen kunnen daarna weer toegevoegd worden eventueel.

35
Q

Hoeveel procent van de mensen op de nierwachtlijst sterven er jaarlijks?

A

15-30%

36
Q

Hoeveel procent van de wereldwijde vraag wordt door transplantatie vervuld?

A

<10%

37
Q

Hoe kan de donorpool vergroot worden?

A
  • Expanding deceased donor criteria (eerder bij DCD doneren)
  • Adopting presumed consent laws
  • Genetically related and genetically unrelated donors
  • Kidney exchange / cross-over programma’s
  • Non-directed donation (anonymous)
38
Q

Wat is orgaanhandel?

A
  • Koop en verkoop van organen met een financieel of materieel winstoogmerk (trade)
  • Het uitbuiten van personen voor hun organen (human trafficking)
39
Q

Waarom is orgaanhandel verboden?

A
  • Betaling voor organen zal waarschijnlijk de armste en meest kwetsbare groep niet ten goede komen en uitbuiten.
  • Ondermijnt altruïstieke donatie
  • Leidt tot profiteren en human trafficking
  • Leidt tot het idee dat sommige mensen objecten zijn om door anderen gebruikt te worden (commodification)
40
Q

Wat voor kritiek is er op het verbod op orgaanhandel?

A
  • Gebrek aan empirische onderbouwing
  • Iemand die een nier verkoopt kan ook altruïstische beweegredenen hebben.
  • Iemand die nier verkoopt en daarmee blij is voelt zich niet aangetast want is tevreden
  • Autonomie: je bent bezitter van je organen dus je mag zelf bepalen of je er een ander leven mee redt.
  • Verbod voorkomt mensenhandel en uitbuiting niet
  • Dat het slecht uit kan pakken betekent niet dat je het niet moet doen
  • Legalisatie zou de zwarte markt verminderen/verhelpen.
  • Levende donatie levert de staat veel geld op, dan zou de donor ook mee mogen profiteren.
  • Nier is veel geld waard, het niet betalen van de nier is juist uitbuiting
  • Wachtlijst zou verdwijnen
  • Er worden nu meer rijke patiënten dan arme patiënten getransplanteerd.
    Het betalen van donoren en het verdwijnen van wachtlijsten, bevoordeelt
    daarom niet alleen arme donoren, maar ook arme patiënten.
41
Q

Wat zijn de 3 fasen van zwangerschapsvoorlichting na NTx?

A
  1. Pre-conceptie
  2. Antenataal
  3. Postnataal
42
Q

Wat zijn gespreksonderwerpen die je pre-conceptie ter sprake brengt na NTx?

A
  • Timing van zwangerschap is belangrijk (1 jaar wachten na transplantatie, 6 maanden stabiele functie na stoppen MMF)
  • Genetische counselling (erfelijke nierziekte?)
  • Kans op gezonde baby
  • Impact van zwangerschap op transplantaat functie en overleving
  • Impact van transplantaat in zwangerschap uitkomsten
  • Algemeen advies
  • Medicijnen
  • Concomitante chronische ziekten (diabetes)
43
Q

Wat doet zwangerschap met de nier en patiënt?

A
  • Maternal survival at 20 years > 75%
  • Graft survival unchanged
44
Q

Waar is verhoogd risico op antenataal na NTx?

A
  • Preeclampsie (ontsteking spiraalarteriën van de placenta
  • lijkt vaak op transplantaat dysfunctie maar komt pas na 20 weken voor
  • UTI (bacturia in 40% van NTx tijdens zwangerschap), soms profylactisch antibiotica
45
Q

Kunnen immunosuppressiva bij zwangerschap gegeven worden?

A

Ja allemaal behalve MMF

46
Q

Welke antihypertensiva kan je niet bij zwangerschap gebruiken?

A
  • ACE-Inh
  • Angiotensine receptor blokkers
  • Renineblokkers
47
Q

Er is een hogere kans op een kleinere baby bij een hogere/lagere eGFR

A

lagere

48
Q

Wat zijn de risicofactoren voor sledchtere zwangerschapsuitkomsten?

A
  • Slechtere graft function voor de zwangerschap
  • Verminderde hyperfiltratie gedurende zwangerschap (hij kan de stresstest niet aan)
49
Q

Hoe komt het dat reperfusie schadelijk is?

A

Elektronen stromen tijdens reperfusie weer terug van complex V naar I waardoor er dus heel veel elektronen naar het gedeelte gaan waar er zuurstof is. Dat gaat met elkaar reageren, dan krijg je zuurstofradicalen. ROS (reactive oxygen species) (hydroxylradicaal), dat radicaal wil “vechten” om weer O2 te worden. Door zuurstofradicaalvorming beschadig je je DNA, RNA, Golgi apparaat. Het probleem is dus niet per se de anoxie maar de reperfusie door retrograad elektronen transport.

50
Q

Waarom orgaan koud bewaren?

A

Metabolisme verslomen. Elke 10 graden eraf is de helft van je metabolisme.

51
Q

Wat is het nadeel van koud bewaren van organen?

A

Natrium kalium doen het dan ook minder goed, natrium wordt niet meer naar buiten gepompt, dan water naar binnen en cel gaat zwellen. Zit in weefsel dus kan niet uitzetten, druk gaat naar de vaten dus druk gaat naar de vaten dus vaten worden kleiner, dan ga je het weer aansluiten en zijn de vaten klein dus minder flow minder zuurstof.

52
Q

Hoe kan de zwelling bij reperfusie en koud bewaren voorkomen worden?

A

Impermeants en colloids. (bijv. UW solution)

53
Q

Wat zijn risicofactoren van de donor die de uitkomst kunnen beïnvloeden?

A
  • Leeftijd
  • BMI/steatosis
  • LOS op ICU
  • Hoog Na (>160 mmol/L)
  • DCD
  • Koude ischemietijd. Bij DBD langer dan 10 uur en bij DCD langer dan 6 uur
54
Q

Hoe is het verlies van LTx in te delen?

A
  • Vroeg: primary non-function (PNF). Early allograft dysfunction (EAD)
  • Laat: ischemic-type biliairy lesions (ITBL) erg schadelijk
55
Q

Koude perfusie is beter/slechter voor DCD nieren?

A

Beter. Heeft geen impact op DBD nieren dus gewoon lekker doen.

56
Q

Bij geoxygeneerde perfusie zou je zeggen dat je weer vorming van ROS krijgt, waarom is dit niet zo?

A

Omdat het koud is en het metabolisme dus laag is. Dan kan je het ROS langzaam afvoeren en zal het niet schadelijk zijn.

57
Q

Leg het iphone fenomeen uit:

A

Bij lever die goed geoxygeneerd is gebleven kan het na transplantatie gelijk beter opgepakt worden vergeleken met als dat niet is gebeurd.

58
Q

Welke vormen van perfusie zijn er?

A

Hypothermic machine perfusion

Hypothermic oxygenated perfusion

Normothermic O2 machine perfusion

Normothermic O2 regional perfusion

59
Q

Wat is tegenwoordig de gang van zaken bij levertransplantatie van een marginaal orgaan?

A

Tegenwoordig dus koude oxygeneerde perfusie en dan langzaam opwarmen en dan 2 uur daarna normotherme test om te kijken of de lever goed genoeg is om te transplanteren. Testen door te kijken naar galexcretie.

60
Q

Hoe werkt normotherme regionale perfusie?

A

Normotherme regionale perfusie is het lichaam gebruiken als tijdelijke coufeuse, je maakt dus van het lichaam een soort hart long machine om het orgaan te testen om zo. Zijn zo meer DBD dan DCD ookal zijn het DCD organen. (aNRP)

61
Q

Wat is de definitie van NAFLD/MAFLD?

A
  • Leververvetting >5% bij beeldvormend of histologisch onderzoek
  • Zonder secundaire oorzaak