Week 3 Flashcards
goederen
Art. 3:1 BW
zaken en vermogensrechten
zaken
Art. 3:2 BW
voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
vermogensrechten
Art. 3:6
overdraagbaar of ruilen
aandelen
roerende zaken
kun je bewegen
onroerende zaken
zijn met de grond verbonden
registergoederen
Art. 3:10 BW
moet worden ingeschreven in de openbare registers, KvK
bestanddeel
onderdeel van de hoofdzaak
hoofdzaak
alles bij elkaar, bestaat uit bestanddelen
natrekking
Art. 5:3 BW
eigenaar zaak is eigenaar bestanddelen
absolute rechten
geldt tegenover iedereen
moet zich houden aan het feit dat de laptop van jou is
relatieve rechten
ten opzichte van de persoon waarmee je de afspraak hebt gemaakt
het gesloten systeem van absolute rechten
1 volledig recht = eigendom
7 beperkte rechten = afgeleid van eigendom
vereisten beperkte rechten;
ten opzichte van iedereen
droit de priorite = prioriteitsbeginsel, oudste recht voor jongste recht
droit de suite = zaaksgevolg
droit de preference = bevoorrechte positie
De 7 beperkte rechten noemen
recht van pand
recht van hypotheek
erfdienstbaarheid
recht van vruchtgebruik
recht van opstal
pacht
appartementsrecht
onderverdelen in goederen en zaken
goederen
recht van vruchtgebruik
recht van hypotheek
recht van pand
zaken
erfdienstbaarheid
pacht
opstal
appartementsrecht
zekerheidsrechten
recht van hypotheek en pand
genotsrechten
de andere 5
hoe een goederrechtelijke verhouding op een zaak
eigendom, bezit of houderschap
eigendom, titels
algemeen = erfopvolging
bijzonder = koop, schenking of verjaring
wanneer een eigendom verliezen
een ander krijgt het
je doet afstand van het eigendom
tenietgaan, het verdwijnt
rechtsvermoeden
iemand die iets houdt wordt dus vermoed dit voor zichzelf te doen
opletten! rijtje hoeveel waarvan
een eigenaar
een bezitter
een onmiddellijke houder
meerdere middelijke houders
eigenaar en bezitter kan tegelijk
bezitter en houder niet!
gestolen goederen
roerend is na 3 jaar van jezelf
onroerend is na 10 jaar van jezelf
uitoefenen feitelijke macht
houder