Week 2 - Inleiding Ethiek Flashcards

1
Q

wat doet ANT?

A

Analyseert technologische vooruitgang als netwerken waarin de klassieke tegenstelling tussen actieve personen en passieve objecten in twijfel wordt getrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet SCOT?

A

SCOT analyseert technologische vooruitgang als (sociale) constructies waarbij relevante sociale groepen een technologie vormgeven door problemen en oplossingen in een machtsspel tegen elkaar uit te spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Ethiek?

A

De leer van wat ethisch of moreel is. Nadenken over goed handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de Gouden Regel van ethiek?

A

Hoe zou jij willen worden behandeld?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de ‘werkbare definitie’ van ethiek?

A

De reflectie op onze moraal, op de normen en waarden waaraan wij onszelf en anderen in redelijkheid gehouden achten bij de poging om ordening aan te brengen in het maatschappelijk verkeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem mogelijke technologische dilemma’s.

A
  1. Privacy Vs. Profit
  2. Snel Vs. Goed
  3. Voordeel voor velen Vs. Voordeel voor enkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is reflectie?

A

Vanaf een afstand je handelen in ogenschouw nemen (gegeven de omstandigheden).
- Nadenken over concrete handelingen
- Concrete manier om ervaringen te begrijpen
- En om ze te analyseren + betekenis te geven
- Cognitief proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Moraal?

A

Het geheel van normen en waarden dat weergeeft wat wij zien als goed en verantwoord gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn normen en waarden?

A

Waarden zijn wat wij waardevol vinden (respect).
Normen zijn afgeleid van waarden (elkaar wel of niet in de ogen aankijken, handen schudden bij ontmoeting of knuffel geven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten ethiek zijn er (die wij moeten kennen)?

A
  1. Deugdenethiek
  2. Plichtethiek
  3. Gevolgenethiek
  4. Zorgethiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt deugdenethiek in?

A
  • Karakter en ontwikkelen van deugden staan centraal.
  • Deugden zijn goede karaktereigenschappen (eerlijkheid, moed, betrouwbaarheid)
  • Handelen om een doel te bereiken (geluk; stoppen met timmeren wanneer de tafel af is)
  • Het handelen levert het doel (spel spelen voor plezier, plezier stopt zodra spel stopt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt plichtethiek in?

A
  • (Goede) Intentie
  • Los van gevolgen
  • Absolute gedragsregels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt gevolgenethiek in?

A
  • Minste schade voor iedereen
  • Gevolgen staan centraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt zorgethiek in?

A
  • Zorgen voor en over relaties
  • Eigen perspectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef een voorbeeld van een waarde en een daaruit voortkomende norm.

A

Waarde: privacy
Norm: eerst aankloppen voor je binnenkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn rechten en plichten?

A

“Een recht is een aanspraak op een bepaald iets.” - https://www.knmg.nl/advies-richtlijnen/ethische-toolkit/verdiepen/begrippen-2/rechten-en-plichten

Plicht = wat iemand moet doen of moet laten.