week 2 Flashcards
1
Q
onregelmatig
A
af en toe, het is niet te voorspellen wanneer
2
Q
geregeld
A
regelmatig, vaak
3
Q
continu
A
de hele tijd
4
Q
aardkorst
A
de buitenste laag van onze planeet
5
Q
plaat
A
een stuk aardkorst dat beweegt
6
Q
epicentrum
A
het punt waar een aardbeving begint
7
Q
toestand
A
de staat waarin iemand is of iets zich bevindt
8
Q
doorslaggevend
A
dat wat de beslissing bepaalt
9
Q
landinwaarts
A
vanaf de zee of het meer het land in
10
Q
opgewassen zijn tegen
A
sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen
11
Q
het zekere voor het onzekere nemen
A
voorzichtig zijn, geen risico’s nemen
12
Q
per slot van rekening
A
uiteindelijk, als je alles bekijkt wat er gebeurt is