Week 1A Flashcards

- Inleiding, - Art. 6 EVRM en algemene voorschriften en procedures.

1
Q

Uit welke 2 delen bestaat het bpr?

A
  1. Vermogensrecht: vermogensbestanddelen, verbintenissenrecht en goederenrecht valt hier o.a. onder. (vrij).
  2. Personen- en familierecht: burgerlijke rechten. (niet vrij).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoofddoelstelling?

A

Voorkomen van eigenrichting = zonder overheidshulp met eigen machtsmiddelen afdwingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eigenlijke en vrijwillige rechtspraak?

A

Eigenlijk = contentieuze = beslechten geschil (vermogensrecht).
Vrijwillig = voluntaire = geen juridisch geschil (pers. en familierecht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de hoofdregel betreffende welke procedure aangehangen moet worden?

A
  • Vermogensrechtelijke aard = dagvaarding
  • Andere zaken = verzoekschrift
    Eigenlijke en vrijwillige rechtspraak loopt hier niet meer parallel mee en er zijn ook bepaalde uitzonderingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschillen procedures?

A
  1. Inleiding: met dagvaarding of met verzoekschrift.
  2. Andere regels over absolute en relatieve competentie.
  3. Dagvaarding = concl. v. antwoord, mondeling behandeling, eventueel repliek/dupliek, vonnis.
    Verzoek = verzoek ter zitting, verweerschrift in tussentijd, beschikking.
  4. Bij dagvaarding is rechter minder actief en laat alles meer afhangen van partijen.
  5. Terminologie: Vordering/vorderen en Verzoeken/verzoek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belangrijkste veranderingen door de KEI wetgeving?

A
  1. Informele oproep (bijv. per mail, whatsapp of per post) kan volstaan indien de wederpartij verschijnt.
  2. Ipv. dagvaarding en verzoekschrift, nu vorderings- en verzoekprocedures.
  3. Start met digitale indiening.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De rechtsvordering

A

Dit is de in rechte ingestelde eis. Het middel wat noodzakelijk is om een beslissing te krijgen.
Uitgangspunt hierbij is dat een partij meent een materiële aanspraak te hebben; ook wel een in het materiële recht geworteld subjectief recht. Heb je een subjectief recht, dan heb je in beginsel ook vorderingsrecht; het recht om dit subjectieve recht af te dwingen door een rechtsvordering in te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Natuurlijke verbintenis

A

Sprake van een verplichting, maar dit subjectieve recht is niet af te dwingen bij de rechter. Dit kan vanaf het begin al zo zijn, zoals gokschulden of de plicht om ouders te ondersteunen. Of als de rechtsvordering te maken krijgt met bevrijdende verjaring. Het vorderingsrecht gaat dan teniet, en het subjectieve recht blijft bestaan als natuurlijke verbintenis.
Dit staat dus tegenover de rechtsvordering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom sprake van de natuurlijke verbintenis?

A

Omdat er anders altijd een beroep gedaan kan worden op de onverschuldigde betaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kom je af van de natuurlijke verbintenis?

A

Door de afspraken opnieuw vast te leggen in een overeenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wisselwerking formeel en materieel recht?

A

Materieel recht kan niet functioneren zonder het formele recht. Formeel zijn de in acht te nemen vorm- en termijnvoorschriften. Materieel en formeel vullen elkaar aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke 2 gevallen zal de rechter niet overgaan tot een inhoudelijke behandeling van een zaak?
En waar gaat dit tegenin?

A
  1. Belangvereiste: persoon moet wel nut ervan hebben.
  2. Misbruik van procesrecht: levert OD op, dus schadevergoeding.
    Dit zijn de uitzonderingen van art. 6 EVRM dat aangeeft dat een ieder recht heeft op toegang tot de civiele rechter.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fundamentele eisen vs. functionele eisen

A

Fundamenteel = normen die als zo wezenlijk beschouwd worden dat afwijking niet of alleen in bijzondere gevallen is toegestaan. Belangrijkste in bpr is hoor en wederhoor.
Functioneel = regels die zijn ingericht voor een behoorlijk en goed functionerend procesrecht.
Rechter en wetgever zijn vrijer bij functioneel dan bij fundamenteel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent art. 6 EVRM voor ons?

A
  • Hierin zijn de fundamentele eisen vastgelegd voor een behoorlijk proces.
  • De kracht ligt erin dat nationaal recht dat in strijd is met het artikel, buiten toepassing gelaten kan worden. Het heeft interne werking en daarmee voorrang boven daarmee strijdige nationale regelingen.
  • Een beperking is dat het geen horizontale werking heeft. Oftewel burgers kunnen het alleen tegen de overheid inroepen en niet tegen andere burgers. Indirect weer wel omdat de Staat ongewenst procesgedrag moet voorkomen.
  • Tot slot stelt EVRM dat er een effectief nationaal rechtsmiddel is om tegen schending van 6 EVRM op te komen als burger.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 6 fundamentele vereisten kent 6 EVRM?

A

TEOROO.
1. Toegang tot de rechter.
2. Eerlijke behandeling.
3. Openbaarheid van de behandeling.
4. Redelijke termijn.
5. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter.
6. Recht op oral hearing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Toegang tot de rechter
A
  • Rechtsgang bieden aan burgers, maar ook:
  • Daadwerkelijk en effectief voor hen openstaat.
  • Zo eenvoudig en informeel mogelijk is.
  • Zo min mogelijk feitelijke en wettelijke belemmeringen bevat. Zoals de gefinancierde rechtsbijstand (18 Gw). Ontbreken hiervan kan schending van 6 EVRM opleveren.
17
Q
  1. Eerlijke behandeling
A

HEMOR.
- Hoor en wederhoor
- Equality of arms (gelijkheid in procespositie).
- Motiveringsplicht.
- Onafhankelijkheid/onpartijdigheid.
- Rechtszekerheid: gelijke behandeling van gelijke gevallen.

18
Q

Hoor en wederhoor (punt van eerlijke behandeling)

A
  • Verdedigings- of gelijkheidsbeginsel.
  • Rechter mag gegevens die niet van algemene bekendheid zijn niet aan zijn beslissing ten grondslag leggen als hij deze buiten aanwezigheid van partijen heeft gekregen.
  • Op een geschrift dat in het geding wordt overlegd, mag de rechter zich niet baseren wanneer niet vaststaat dat de wederpartij er kennis van heeft kunnen nemen.
  • Indien hoger beroep en cassatie is uitgesloten, kunnen deze volgens jurisprudentie toch worden ingesteld o.g.v. verwaarlozing van het recht op hoor en wederhoor.
19
Q

Motiveringsplicht (punt van eerlijke behandeling).

A
  • Ziet erop rechterlijke partijdigheid of willekeur tegen te gaan door controle op besluitvorming mogelijk te maken. Rechter legt verantwoording af voor de inhoud van zijn beslissing.
  • Speelt een belangrijke rol bij de aanvaardbaarheid bij partijen, bij de beslissing of het wel zinvol is om een rechtsmiddel in te stellen tegen de uitspraak en bij de vorming van jurisprudentie.
20
Q

De openbaarheid van behandeling

A
  • Het heeft een preventieve werking en biedt garantie voor onpartijdigheid.
  • Enkele uitzonderingen. Hoef niet in belang van goede zeden, veiligheid van de staat, belang van minderjarigen of eerbiediging van levenssfeer.
  • Beraadslaging in de raadkamer is ook niet openbaar.
21
Q

Redelijke termijn?

A

Rechter is verantwoordelijk. De Staat moet de benodigde middelen ter beschikking stellen. Bij schending geldt art. 13 EVRM: effectief nationaal rechtsmiddel.

22
Q

Onafhankelijkheid en onpartijdigheid?

A
  • Onafhankelijkheid omdat alles bij wet moet worden geregeld en leden van rechterlijke macht worden benoemd voor het leven.
  • Onpartijdigheid daadwerkelijk maar ook dit toont (subjectief en objectief).
  • Twijfel? Wraking of verschoning mogelijk.
23
Q

Oral hearing, onmiddellijkheidsbeginsel.

A

Het recht op het geven van een mondelinge toelichting op de zaak ten overstaan van de behandelende rechter.
- Soms wijken vanwege tijdsdruk, die moet dan worden gemotiveerd.
- Ook bij rechterswissel, tenzij er proces verbaal is opgemaakt.

24
Q

Wanneer nog sprake van partijautonomie?

A
  1. Initiatief tot voeren procedure.
  2. feiten stellen en bewijzen.
  3. Uitstellen uitspraak als partijen daarom vragen.
  4. getuigenbewijs toestaan.
  5. Aard en omvang wordt bepaald door de partijen.
  6. Partijen zijn vrij om einde te maken aan geding.
  7. Bij vermogensrechtelijk geschil zijn partijen vrij om af te stappen van beslissing rechter.
25
Q

Ambtshalve aanvulling rechtsgronden?

A
  • rechter zal de vordering van de eiser kunnen toewijzen o.g.v. een andere rechtsregel dan die welke de eiser daaraan ten grondslag heeft gelegd, mocht hij aannemen dat de eiser zijn vordering ook met behulp van die rechtsregel toegewezen zou willen zien.
  • Partijen zijn niet altijd gesteld op ambtshalve aanvulling, dus dan ook niet doen. Kan lijken op meeprocederen of partijdigheid, wat niet de bedoeling is.
  • Sommige punten moet rechter wel aanvullen, zoals regels van openbare orde (naleving wettelijke termijnen en verval vorderingen).
26
Q

Consumentenbescherming door richtlijn?

A
  • Een ook die hieronder valt, en rechter denkt aan oneerlijk beding, dan o.g.v. art. 6:233 Bw onderzoek doen. Beding valt hieronder als: het deel uitmaakt van algemene voorwaarden, over het beding niet afzonderlijk is onderhandeld en het geen kernbeding betreft (kern van prestatie).
  • Als er sprake is van een oneerlijk beding dan moet deze vernietigd worden door rechter.
27
Q

Aanvulling rechtsgronden/rechtsfeiten?

A
  • Rechter mag rechtsgronden aanvullen, rechtsfeiten niet.
  • Feiten van algemene bekendheid mogen wel.
  • Partijen bepalen zelf de omvang van de strijd.
28
Q

Wanneer zeggenschap rechter?

A
  1. Eigen onderzoek, bijv. bevelen om stelling toe te lichten. Kan geweigerd worden, art. 22 Rv.
  2. Zeggenschap over procestempo.
  3. Onderzoeksplicht bij verstek gedaagde.
  4. De dwangsom.
29
Q

Wanneer verplichte procesvertegenwoordiging?

A
  • Draagt bij aan gelijkheid, hoor en wederhoor en maakt het rechter makkelijker om binnen zijn taak te blijven.
  • Niet bij kantonrechter
  • Kort geding wel voor eiser, niet voor gedaagde.
  • Bezwaren: hoge kosten, grotere afstand partij en rechter, kan ook zonder zie kanton.
  • Rechtvaardiging: recht te ingewikkeld voor burgers, geordend verloop is beter, bij deskundige/onafhankelijke voorlichting kunnen procedures beperkt/voorkomen worden.
30
Q
A