Week 1 - Windows Advanced Active Directory Flashcards

1
Q

Wat is de functie van een site?

A

Identificeren van verschillende locaties waartussen gerepliceerd wordt. Boek 563-564

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een site?

A

Een groep ‘well connected hosts or subnets’. PPT o.a. 11. Boek 563-564

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt er onder ‘Well connected hosts or subnets’ verstaan?

A

Alle systemen kunnen met 1 Gbps communiceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe worden gegevens in een AD-omgeving gerepliceerd?

A

Is afhankelijk van inter- of intrasitereplicatie. PPT 11, 12, 13, 43en 44.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de definitie van een site?

A

Een verzameling van systemen die via een snelle verbinding kunnen repliceren op een specifieke locatie. Meerdere slides.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de definitie van een ‘physical location’ in het kader van een site?

A

Fysieke locatie waar de DC staat, meestal een apart IP-subnet. Dia 44, 48 en 54.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de beschrijving van een ‘subnet’ in het kader van een site?

A

IP-range waarbinnen DC’s communiceren. Dia 44.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een site link?

A

IP-verbinding tussen DC’s voor replicatie, gekoppeld aan WAN- of LAN-verbinding. Via site-links regel je replicatie met ‘cost’. Dia 45, 46.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn site link bridges over het algemeen?

A

Replicatie over WAN-verbinding. Dia 45.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is ISTG?

A

Intersite Topology Generator die replicatie tussen DC’s optimaliseert. Elke site heeft 1 DC met ISTG-rol. Dia 46.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een bridgehead server?

A

Server die replicatie tussen sites organiseert, vergelijkbaar met DR bij OSPF. O.a. 47.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een ‘preferred bridgehead server’?

A

Server die alle replicatie tussen sites organiseert, zoals DR bij OSPF. O.a. 47.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer vindt compressie van data plaats bij het replicatieproces?

A

Bij 256 kbps of lager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke ‘requirements’ zijn noodzakelijk voor het configureren van een AD site topology?

A

Definiëren van sites, subnets en site links. Zie voorgaande slides.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vier criteria bepalen of er een DC in een ‘remote location’ moet worden geplaatst?

A

100+ gebruikers, bandbreedtebeperking, langzame WAN-link, frequent LDAP-verkeer. Dia 28.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn cached credentials?

A

Tijdelijke inloggegevens opgeslagen in cache, kunnen worden opgenomen in GC. Dia 28.

17
Q

Welke relatie is er tussen ‘cached credentials’ en de GC?

A

Lidmaatschap van een Universal group staat in de GC. Dia 28.

18
Q

Wat is de primaire reden om van een DC geen GC te maken?

A

Verbruik van extra bandbreedte, vooral bij langzame links. Slide 10.

19
Q

Wat is het verschil tussen een ‘IP site link’ en een SMTP site link?

A

IP is sneller en efficiënter; SMTP kan niet voor replicatie worden gebruikt. Dia 48.

20
Q

Welke drie kenmerken worden gebruikt bij de identificatie van site links?

A

Cost, replicatie-interval, schedule. Dia 46, 42.

21
Q

Wat is de naam van de standaard site in een domein?

A

Default-first-site. Dia 18.

22
Q

Waarom moet een AD minstens één maal per 180 dagen repliceren?

A

Voorkomen dat objecten worden verwijderd.

23
Q

Met welke commandline tool kun je het replicatie-proces forceren?

A

repadmin, Powershell, AD sites and services. Dia 19.

24
Q

Wat wordt er verstaan onder de ‘security boundary’?

A

Domein als beveiligingsgrens voor accounts en objecten.

25
Q

Wat is multimaster replication?

A

Elke DC kan alle taken uitvoeren; er zijn 5 Operation Master Roles om conflicten te voorkomen. Dia 14.

26
Q

Uit welke drie partities bestaat de AD-database minimaal?

A

Domain partition, configuration partition, schema partition. Dia 30.

27
Q

Wat is kerberos authenticatie?

A

Veilige vorm van authenticatie zonder wachtwoorden over het netwerk te verzenden. Dia 21.

28
Q

Wat zijn functional levels?

A

Forest of domain functional level dat de mogelijkheden en beveiliging van een domein bepaalt. Dia 6.

29
Q

Wat is een (FS)MO en welke rollen zijn er?

A

Operation master roles: schema master, domain naming master, PDC emulator, RID master, infrastructure master. Dia 14.

30
Q

Wat zijn de kenmerken van de verschillende FSMO rollen?

A

Verschillende taken per rol zoals schema management, RID pool toewijzen, time server, enz. Dia 14.

31
Q

Waarom is tijd synchronisatie in een domein belangrijk?

A

Voorkomen van problemen en het correct uitvoeren van taken. Dia 41.

32
Q

Wat verstaat AD onder een trust?

A

Vertrouwensrelatie tussen domeinen. Dia 16.

33
Q

Wat wordt er verstaan onder ‘transitive’?

A

Automatische paden en vertrouwen in een domein. Dia 16.

34
Q

Welke ‘trust’ vormen zijn er en wat zijn de kenmerken?

A

Transitive, two-way transitive, explicit trust. Dia 16.

35
Q

Wat is de KCC?

A

Knowledge Consistency Checker die een optimaal replicatiesysteem tussen DC’s genereert. Dia 42, 13.

36
Q

Wat is het verschil tussen intrasite en intersite replication?

A

Intrasite heeft notificaties, intersite gebruikt een schedule en compressie tussen sites.

37
Q

Wat zijn de default timers van replicatie?

A

Intersite: 180 minuten, Intrasite: 15 minuten. Dia 11, 13.

38
Q

Wat is sysvol replication?

A

Replicatie van map met scripts, GPO’s en applicaties. Dia 22.