Week 1 - Schouder en bovenarm Flashcards

1
Q

Beschrijf het verloop van de bloedvaten in de arm vanaf de aorta tot de hand

A

Aorta –> truncus brachiocephalicus –> a. subclavia dextra –> a. axillaris –> a. brachialis –> a. ulnaris en a. radialis –> a. carpalis dorsalis en palmaris

a. ulnaris –> a. interossea communis –> a. interossea posterior en anterior

Bij linkerzijde: aort –> a. subclavia sinistra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf het verloop van de venen in de arm van distaal naar proximaal.

A

diep: v. radialis, v. interossei en v. ulnaris –> v. brachialis
oppervlakking: v. cephalica (duimzijde) en v. basilica (pinkzijde), verbinding: v. dubiti media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat het is thoracic outlet compression syndroom?

A

Verzamelnaam voor aandoeningen waarbij de plexus brachialis, a. en v. subclavia bekneld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke drie plekken dreigt compressie van de vaatzenuwstreng bij het thoracic outlet compression syndroom?

A
  1. supraclaviculair tussen de m. scalenus anterior en de m. scalenus medius (achterste scalenuspoort)
  2. tussen de 1e costa en clavicula (costoclaviculare ruimte)
  3. tussen thorax en m. pectoralis minor (pectorale poort)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem enkele symptomen van het thoracic outlet compression syndroom

A

pijn in de schouder, uitstralend naar arm en hand, vaak ook nek en achterhoofd
prikkeling/slapende arm
koude en bleke arm (arterie klem)
gezwollen en gespannen arm (vene klem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de vier loges in het been

A

peroneus loge - lateraal
Diepe loge - dorsaal
Oppervlakkige loge - dorsaal
Extensoren loge - ventraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de algemene namen voor de zenuwkruisingen en aftakkingen vanaf het ruggemerg naar de eindzenuw?

A

Rami –> Trunci –> Fasciculi –> Nervi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke zenuw is beschadigd als een patiënt diens hand niet meer kan dorsiflecteren?

A

n. radialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke zenuw is beschadigd als een patiënt niet meer een stuk papier krachtig tussen duim en wijsvinger kan houden?

A

n. ulnaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke zenuw is beschadigd als een patiënt, wanneer deze een vuist wilt maken, een zogenaamde priestershand laat zien?

A

n. medianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke zenuw is beschadigd als een patiënt niet meer krachtig kan suppineren?

A

n. musculocutaneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke spieren stuurt de n. femoralis aan?

A

m. iliopsoas, m. pectineus, m. sartorius en de m. quadraiceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een patiënt komt met een verlies van gevoel aan de binnenzijde van zijn bovenbeen en kan weinig kracht zetten met adductie van het been. Welke zenuw is waarschijnlijk aangedaan?

A

n. obturatorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een patiënt heeft een positieve test van trendelenburg. Welke zenuw is waarschijnlijk aangedaan?

A

n. gluteus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke zenuw stuurt de m. gluteus maximus aan?

A

n. gluteus inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een patiënt heeft spierzwakte in de voetzool en de dorsale zijde van het onderbeen. Daarnaast klaagt ze over dat ze met haar onderkant van de voet minder lijkt te voelen. Welke zenuw is waarschijnlijk aangedaan?

A

n. tibialis

17
Q

Een patiënt heeft geen gevoel meer op de bovenzijde van de voet. Welke zenuw is waarschijnlijk aangedaan en waar heeft ze waarschijnlijk nog meer geen gevoel?

A

n. peroneus superficialis en geen gevoel meer aan de ventrolaterale zijde van het onderbeen

18
Q

Een patiënt heeft geen gevoel meer tussen de eerste en tweede teen. Welke zenuw is waarschijnlijk aangedaan?

A

n. peroneus profundus

19
Q

Hoe komen zuurstof en voedingsstoffen in het hyaliene kraakbeen?

A

Via diffusie vanuit de synoviale vloeistof

20
Q

Wat is de functie van het perichondrium?

A
  • bloedvaten –> voeding kraakbeen
  • fibroblaslike cells die kunnen differentiëren tot chrondroblasten en -cyten
  • groei en onderhoud van kraakbeen
21
Q

Uit welke spieren bestaat de rotatorcuff?

A

m. supraspinatus, m. infraspinatus, m. teres minor en m. subscapularis

22
Q

Noem de spieren van schouder naar arm

A

m. supraspinatus
m. infraspinatus
m. teres minor
m. subscapularis
m. deltoideus

23
Q

Noem de spieren van romp naar arm

A

m. latissimus dorsi

m. pectoralis major

24
Q

Noem de spieren van romp naar schouder

A

m. levator scapulae
m. rhomboideus
m. pectoralis minor
m. trapezius

25
Q

Wat voor letsel kan optreden bij een schouderluxatie naar anterieur naar beneden?

A

n. axillaris letsel
Bankart laesie (schade labrum glenoidale)
ossale Bankart laesie (schade bot én labrum)

26
Q

Wat is het verschil tussen enchondrale en desmale verbening? En hoe wordt dit ook wel genoemd?

A

Enchrondraal (indirect) is verbening vanuit kraakbeen

Desmaal (direct) is verbening vanuit het periost (mesenchymale cellen)

27
Q

Geef de volgorde van de fases van fractuurgenezing

A

Hematoom –> Granulatieweefsel –> zacht callus –> hard callus –> remodellering

28
Q

Waarvoor zijn resp. calcium en fosfaat belangrijk?

A

Calcium: prikkelgeleiding, spiercontractie, immuunsysteem, hormoonproductie
Fosfaat: ATP productie, DNA/RNA vorming, Enzymen

29
Q

Wat stimuleert vit D?

A

Calcium omhoog, fosfaat omhoog

30
Q

Wat stimuleert PTH

A

Calcium omhoog, Fosfaat omlaag

31
Q

Wat stimuleert Calcitonine?

A

Calcium omlaag

32
Q

Wat stimuleert FGF23/Klotho?

A

Verlaagt fosfaat

33
Q

Voor welke ziekte zijn de Loosers Zones karakteristiek?

A

Osteomalacie