Week 1 Inleiding Burgerlijk Recht Flashcards
Burgerlijk recht
Privaatrecht. Alles wat te maken heeft met de relaties tussen burgers onderling.
Goederenrecht
Relatie burger en goed.
Verbintenissenrecht
Relatie burger en burger.
Goed
Art. 3:1 BW. Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.
Eigendom
Art. 5:1 BW. Het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
Zaken
Art. 3:2 BW. Die voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten zijn.
Onroerende zaken
Art. 3:3 lid 1 BW. Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
Roerende zaken
Art. 3:3 lid 2 BW. Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.
Vorderingsrechten
Relatie, het geldt alleen ten opzichte van de wederpartij, dus niet jegens iedereen. Persoonlijk en niet zaaksgebonden.
Vermogensrechten
Art. 3:6 BW. Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel. Zakelijk.
Absoluut recht
Gaat over de relatie tussen persoon en goed. De reikwijdte is jegens eenieder en het is exclusief recht. Eigendomsrecht.
Relatief recht
Gaat over de relatie tussen personen. De reikwijdte is jegens de ander en het is geen exclusief recht. Vorderingsrecht.
Bloot feit
Handeling zonder rechtsgevolg.
Meerzijdige rechtshandeling
Minimaal twee personen betrokken om een overeenkomst te sluiten. Aanbod en aanvaarding koopovereenkomst.
Eenzijdig gerichte rechtshandeling
Een schenking en ontslag indienen.