Week 1: Encoding/Decoding Flashcards

1
Q

Wat houdt encoding/decoding in?

A

Niet de boodschap op zich is bepalend, maar juist wat de maker erin stopt en vooral wat de consument van die boodschap begrijpt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie factoren van de maker en ontvanger zijn belangrijk bij het encoding/decoding proces?

A
  1. Welke kennis de maker en ontvanger hebben over de boodschap.
  2. Wat hun technische mogelijkheden zijn voor het verzenden van die boodschap.
  3. Wat de context is waarin die boodschap wordt gemaakt en ontvangen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe dient het medium zich hierbij?

A

Als carrier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt encoderen beschreven?

A

De zender wil een boodschap versturen en doet dit middels de kennis die hij heeft door de omgeving waarin hij leeft en de middelen waarover hij beschikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt decoderen beschreven?

A

De ontvanger probeert de codes uit de boodschap om te zetten in het verhaal en begrijpt deze, doordat hij de codes (her)kent. Hij heeft deze kennis vergaard uit de sociale context waarin diegene leeft en de middelen waarover hij beschikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 3 mogelijkheden zijn er om een boodschap begrepen te laten worden?

A
  1. Dominante lezing: de ontvanger begrijpt (pure denotatie)
  2. Onderhandelende lezing: de ontvanger begrijpt wat de zender heeft bedoeld (denotatie), maar heeft ook nog aanvullende betekenissen
  3. Oppositionele lezing: de ontvanger begrijpt niet (of weigert te accepteren) wat de zender heeft bedoeld (pure connotatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 problemen zijn er met dit model?

A
  1. Wat is dominant en oppositioneel? Het is vaak wel aanvoelbaar, maar niet altijd aanwijsbaar.
  2. Hall gaat ervan uit dat de makers van elke tekst de dominante positie aanhangen, wat maar de vraag is.
  3. Veel televisieprogramma’s en andere populaire teksten zijn vaak zo gelaagd en zelfbewust dat het soms moeilijk is vast te stellen wat er nu precies ‘encoded’ of ‘preferred’ is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly