week 1 Flashcards

1
Q

arteria pulmonaris

A

long slagader, vervoerd zuurstofarm bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

venae pulmonaris

A

long ader, vervoerd zuurstofrijk bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pharynx

A

keelholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

larynx

A

strottenhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

epiglottes

A

stottenklepje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

trechea

A

luchtpijp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bronchien

A

luchtwegvertakkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

alveoli

A

longblaasjes, hier vind difusie plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

inspiratiemusculatuur

A
Diafragma
75% van de normale ademhalingsbeweging
- Intercostalis externi
25% van de normale ademhalingsbeweging zorgen voor heffen ribben.
- Hulpademhalingsspieren
Zorgen ervoor dat de torax nog verder geheven wordt. Scalenus
Sternocleidomastoideus
Pectoralis major/ minor
- Serratus anterior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

expiratiemusculatuur

A
  • Normale uitademing is een passief proces
  • Door ontspanning van diafragma en intercostalis externi.
  • Hulpademshalingsspieren zorgen voor nog meer verkleinen van de longen.
     Intercostalisinterni
     Depressie van de ribben
     Buikspieren
     Duwem diafragma omhoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

anatomische dode ruimte

A

de structuren waar geleiding van zuurstof plaatsvind zonder diffusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fysiologische dode ruimte

A

De anatomische dode ruimte + de alveoli zonder diffusie (alveolaire dode ruimte) = fysiologisch
dode ruimte. Deze ruimte is dynamisch want als je gaat bewegen/sporten neemt de bloeddruk toe
en gaan er alveoli mee doen dus verkleint deze ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

spirometrie

A

een medisch onderzoek dat de functie van de longen meet. Doormiddel van de FEV1 de geforceerde vitale capaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spirogram

A

een onderzoek op grond waarvan kan worden vastgesteld hoeveel lcuht u kunt uitblazen en met
welke snelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pleura visceralis

A

Longvlies Pleura pulmonalis, wil altijd kleiner worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pleura parietalis

A

borstvlies wil zich altijd uitrekken

17
Q

interpleurale druk

A

tussen de twee vliezen zit een druk en er zit vocht tussen waardoor ze tegen elkaar aangeplakt blijven.

18
Q

pneumothorax

A

klaplong. Door een gat in een van de pleura ontstaat er een drukverlies en trekt de plaura
visceralis/pulmonalis samen en ook de long.

19
Q

Ventilatie

A

Verversen van lucht in de luchtwegen en longen

20
Q

Diffusie

A

Uitwisseling van gassen zuurstof moet naar het bloed en CO2 uit de longen

21
Q

Perfusie

A

De mate van doorstroming van bloed langs een orgaan in dit geval, de longen

22
Q

cilia

A

trilhaartjes in de trachea, deze brengen via slijm de bacterien en stofdeeltjes omhoog richting de keelholte.

23
Q

Ademminuutvolume (AMV)

A

de hoeveelheid zuurstof die je per minuut ververst/venitleerd

24
Q

Teugvolume (TV)

A

Bij normale ademhaling

25
Q

Inspiratoir reserve volume (IRV)

A

Na normale inademing, maximale inademhaling bovenop de TV.

26
Q

Expiratoir reserve volume (ERV)

A

Na normale uitademing, maximale uitademhaling.

27
Q

Restvolume (RV)

A

Na maximale uitademing blijft over in de luchtwegen.

28
Q

RV + ERV

A

functionele reserve capaciteit.

29
Q

TV + IRV + ERV

A

TV + IRV + ERV = vitale capaciteit VC, het maximaal in en uitademen

30
Q

Inspiratoire capaciteit

A

TV + IRV volledige inademing

31
Q

Totale longcapaciteit

A

RV + ERV + TV + IRV max in en uit + rest

32
Q

Vitale capaciteit

A

ERV + TV + IRV max in en uit

33
Q

Functionele residuele capaciteit

A

RV + ERV max uit.