week 1 Flashcards
Benoemt de 4 vroegtijdige signalering van een CVA
FAST: F(ace): gezicht, mond hangt scheef A(rm): Arm bewegingen gaan niet meer goed S(peech): spraakprobleem T(ime): zo snel mogelijk handelen
Benoemt de 4 symptomatologie na een cva
Frontaal: persoonlijkheidsverandering, slechte motorische aansturing.
Partieel: verminderd gevoel, slechte sensoriek
temporaal: verminderd gehoor.
occipitaaal: verminderd zicht
primaire schors aangedaan
parese, anethesie (gevoel), anopsie (uitval gezichtsveld)
anopsie
uitval gezichtsveld
secundaire schors aangedaan
afasie (taalstoornis), agnosie (herkenningsstoornis), apraxie (handelingsstoornis)
waar zorgt de primaire motorische schors voor in het motoriek
het ‘uitzenden’ van het bewegingsprogramma. ligt op de gyrus precentralis.
waar zorgt de secundaire motorische schors voor in het motoriek
hier is de bewegingsprogramma opgeslagen. ligt voor de gyrus precentralis
waar zorgt de tertiair motorische schors voor in het motoriek
hier wordt het plan om te gaan bewegen gemaakt.
beschrijf het verloop van de motorische prikkel, van de cortex tot de alpha motorneuron
tertiair -> secundair -> primair -> hersenstam (kruist 80%) -> tractus corticospinalis lateralis -> ruggenmerg naar beneden -> via spinale zenuw verlaat het signaal CZS
welke tractussen heb je bij de laterale baan?
tractus corticospinalis (piramidebaan) tractus rubrospinalis (grove motoriek)
welke tractussen heb je bij de ventromediale baan?
tractus verstibulospinalis (evenwicht) tractus tectospinalis (Hoofdbewegingen) tractus reticulospinalis (spiertonus, kruist niet)
functie van N. Olfactorius
reukzenuw
functie van N. Opticus
visuele prikkels
functie van N. Oculomotorius
oogspier
functie van N. Trochlearis
oogspier