Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is een verbintenis

A

Een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking - verschuiving van het vermogen van de ene partij naar de andere partij - tussen twee of meerdere personen op grond waarvan de ene partij schuldenaar verplicht is tot een bepaalde prestatie te leveren waartoe de andere partij schuldeiser is gerechtigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uit welk artikel vloeien verbintenissen voort?

A

Art. 6:1 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg HR Quint/Te Poel uit

A

x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een rechtshandeling en welk artikel hoort erbij

A

Een handeling gericht op een rechtsgevolg; art. 3:33 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg de volgende soorten rechtshandelingen uit:
Meerzijdig;
Eenzijdig;
Eenzijdig gericht, en;
eenzijdig niet-gericht.

A

Meerzijdig: rechtshandelingen waarbij meerdere personen betrokken zijn.
Eenzijdig: rechtshandeling waarbij één persoon betrokken is
Eenzijdig gericht: rechtshandeling waarbij één persoon betrokken is, maar waarbij de handelingen tot een andere persoon wordt gericht (opzeggen contract)
eenzijdig niet-gericht: rechtshandeling waarbij één persoon betrokken is, mar aanwezigheid van ‘ontvanger’ niet noodzakelijk is (testament)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de definitie van een overeenkomst. Noem een soort en bijbehorend artikel.

A

Een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan. Obligatoire overeenkomst, art. 6:213 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

noem drie belangrijke beginselen

A
  1. Contractsvrijheid
  2. Vormvrijheid art. 3:37 lid 1 BW
  3. Pacta sunt servanda: verbindende kracht art. 6:248 lid 1 BW
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bestaan er ook overeenkomsten in een niet-obligatoire vorm?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe komt een overeenkomst tot stand?

A

Door aanbod en aanvaarding art. 6:217 lid 1 BW d.m.v. wilsverklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een een herroepelijk en een onherroepelijk aanbod?

A

dat is te vinden in artikel 6:219 BW
lid 1 is onherroepelijk en lid 2 herroepelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen herroepen en intrekken

A

Intrekken gebeurt voor het aanbod is ontvangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de twee artikelen die komen kijken bij aanvaarding?

A

art. 6:225 lid 1 BW en art. 6:223 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wilsvertrouwensleer

A

een rechtshandeling komt tot stand door ‘een op rechtsgevolg gerichte Weil die zich door een verklaring heeft geopenbaard’ art. 3:33 BW. De handelende persoonsmoet de wil hebben geopenbaard in de zin van art. 3:37 BW. De wilsverklaring dient als bescherming van vertrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg art. 3:37 BW uit

A

In beginsel vormvrij: lid 1
een wilsverklaring kan stilzwijgend zijn, lid 1
verklaring moet door de persoon zijn ontvangen, dan krijgt de verklaring pas werking: ontvangsttheorie lid 3
een verklaring kan ingetrokken worden in dien deze nog niet ontvangen is: lid 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leg artt. 3:33 en 3:35 BW: de wilsvertrouwensleer uit

A

wil en verklaring kunnen uiteenlopen
oneigenlijke dwaling: onjuiste voorstelling van de inhoud van de verklaring, denk aan een misstand of een verspreking. Geestelijke stoornis: art. 3:34 BW L bijna alle vormen van geestesstoornis vallen hieronder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

art. 35 BW: gerechtvaardigd vertrouwen

A

indien sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij komt de rechtshandeling alsnog tot stand. Ook al als wil en verklaring niet overeenkomen. er zijn wel drie verschillende vereisten:
zie athena

17
Q

welke artikelen kunnen gerechtvaardigd vertrouwen ontnemen?

A

art. 6:2 jo. art. 6:248 BW

18
Q

Haviltex

A

feiten en omstandigheden doen er ook toe. Woorden zijn niet beslissend maar wel zeer relevant.

19
Q

subjectieve en objectieve uitleg overeenkomst

A

subjectief: partijbedoelingen; objectief: structuur contract redelijke uitleg en bewoordingen in contract.

20
Q

Wat staat er in 6:248

A

wet kan aanvullend of dwingend recht geven
gewoonte
redelijkheid en billijkheid

21
Q

Redelijkheid en billijkheid

A

Redelijkheid en billijkheid speelt bij zowel cao-norm als haviltex een rol. In HR FNV/Conodor benadrukt de HR dit, redelijkheid en billijkheid biedt gelegenheid tot maatwerk bij uitlegkwesties

22
Q
A