Week 1 Flashcards
Wat is een eukaryote cel?
Een cel met een celkern
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen een eukaryote- en een prokaryote cel?
Eukaryote cel:
- is groter wegens de energiehuishouding
- membraangebonden functie
- bevat een nucleus met membraan
- organellen met membraan
- mitochondia voor energievoorziening
- 80S ribosomen
Prokaryote cel:
- kleiner
- een celwand
- energievoorziening op basis van ionenpompen; e-transport (beperkte capaciteit)
- 70S ribosomen
Waarom is de energievoorziening op basis van ionenpompen beperkt?
De ionenpompen zitten in het celmembraan. Dit celmembraan heeft een relatief klein oppervlak waardoor een beperkte hoeveelheid ionen kan worden getransporteerd en er dus ook maar een beperkte hoeveelheid energie kan worden opgewekt/verbruikt. Hierdoor wordt de groei van de cel beperkt.
Waar staat de S voor bij de 70S en 80S ribosomen?
De Svedberg eenheid voor de sedimentatiesnelheid. De sedimentatiesnelheid is de snelheid waarmee een deeltje in een centrifugaal veld wordt bewogen. Hoe zwaarder het deeltje, hoe hoger de sedimentatiesnelheid.
Wat is de endosymbiont theorie?
De endosymbiont theorie van eukaryote evolutie stelt dat vanuit prokaryote vooroudercellen, anaurobe eukaryote vooroudercellen zijn ontstaan. Deze ontwikkeling gaat gepaard met endosymbiose.
Wat is endosymbiose?
Het samenleven van een prokaryote cel in een gastheercel.
Wat is verticale gentransfer?
Genetisch materiaal wordt uitgewisseld van ouder op kind binnen dezelfde soort.
Wat is horizontale gentransfer?
Genuitwisseling tussen individuen van verschillende soorten, dit zorgt voor diversiteit.
Vier stappen van eukaryotisering
- Verlies van de starre celwand en het plooien van het celmembraan. Dit leidt tot een groter inwendig oppervlak waardoor transport in en uit de cel makkelijker wordt.
- Het flexibel worden van het celmembraan maakt fagocytose mogelijk. Dit betekent dat het celmembraan zich sluit om vaste deeltjes en holtes en fagosomen vormt binnen de cel.
- Het ontstaan van een cytoskelet door microtubuli en microfilamenten (bestaande uit respectievelijk tubuline en actine)
- Het ontstane cytoskelet maakt inwendig transport, amoeboïde bewegingen en compartimentering mogelijk.
Wat is cytoplasma?
Alles binnen het plasmamembraan behalve de nucleus.
Wat is cytosol?
De vloeistof in de cel.
Wat is cel-/plasmamembraan?
Een fosfolipidenlaag die de cel omgeeft. Fosfolipiden zijn aan de staartkant hydrofoob en aan de kopkant hydrofiel. Hierdoor wordt de bilaag spontaan gevormd door aantrekkingskracht tussen de hydrofobe staarten.
Aan/door het celmembraan zitten:
- glycocalyx bestaande uit glycoproteïnen die buiten de cel uitsteken. Op deze laag zitten herkenningsreceptoren.
- transmembraaneiwitten
- perifere eiwitten
Wat is de nucleus?
De celkern, omgeven door een membraan met poriën en verbonden met het ruw endoplasmatisch reticulum. Er zijn donkere plekken zichtbaar (heterochromatine) met daartussen lichte plekken (euchromatine)
Wat is de nucleolus?
Een structuur in de nucleus waar transcriptie van ribosomaal RNA plaatsvindt en waar ribosomale subunits worden geassembleerd (RNA + eiwit).
Wat is het endoplasmatisch reticulum?
Het ruwe ER (rER) bevat ribosomen op het membraan en deze hebben samen als functie het RNA te transleren, de ontstane eiwitten te vouwen en deze verder te transporteren. Het gladde ER (sER) heeft als functie om glycogeen, steroïden en fosfolipiden te synthetiseren. Daarnaast slaat het ook calcium en glycogeen op.
Wat is het golgi-apparaat?
Hier worden eiwitten en vetten verwerkt en verpakt in blaasjes. Soms voegt het golgi-apparaat nog suikers of fosfaatgroepen toe aan de eiwitmoleculen voordat de pakketjes worden verzonden. Het golgi-apparaat kan vergeleken worden met een postkantoor. Hierbij dient een signaalpeptide aan een eiwit als een postcode.
Wat zijn mitochondriën?
Hier vindt de synthese van ATP plaats door middel van oxidatieve fosforylering. Het binnenmembraan van een mitochondrium heeft een groot oppervlak, waardoor tussen de matrix en de intermembrane ruimte een protongradient gecreëerd kan worden. Bij omzettin van ADP naar ATP wordt de protongradiënt verlaagd.