week 1 Flashcards
welke 3 belangrijke functies heeft kauwen?
- vermalen van voedsel tot kleinere blokken
- maken van een groter voedsel oppervlak
- mengen voedsel met speeksel en enzymen
welke spieren lopen in de ramus mandibularis en welke functies hebben ze?
- m. pterygoideus lateralis: kaak naar voren brengen bij aanspanning
- m. pterygoideus medialis: mond sluiten en naar achteren bewegen
- m. temporalis: helpt bij sluiten mond
- m. masseter: helpt bij sluiten mond
welke bewegingen kunnen de kauwspieren maken?
- depressie:
- twee infrahyoidale spieren
- m. pterygoideus lateralis
- zwaartekracht
- elevatie:
- m. masseter
- m. temporalis
- m. pterygoideus medialis
- protractie + retractie:
- m. pterygoideus lateralis en medialis
innervatie door n. mandibularis
buccinator brengt voedsel uit wangzak naar mond
hoe worden de speekselklieren geinnerveerd?
n. lingualis innerveert glandula submandibularis en sublingualis (afkomstig van n. facialis)
n. glossopharyngeus innerveert glandula parotis
wat is een hernia hiatus?
er is een verzakking van de hiatus diafragmaticus (doorgang oesophagus door diafragma) –> deel van de maag wordt door diafragma geduwd en maagzuur loopt de slokdarm in
welke functies hebben de verschillende delen van de maag?
- cardia: oesophagus aansluiting
- corpus: kneden voedsel, toevoegen maagsappen
- fundus: opslagplaats voor verteerd voedsel
- pars pylorica: wachtkamer voor voedsel voor het de pylorus door gaat
welke functie hebben de plicae circulares?
een goede opname van voedingsstoffen en het kneden van het voedselbrok
waarom is het begin van het jejunum veel breder dan het einde van het ileum?
er wordt steeds meer vocht uit de voedselbrei gehaald, waardoor de brei kleiner wordt en minder ruimte nodig heeft
wat is de functie van de sfincter van oddi?
die drukt de papil van Vater dicht als er te veel gal naar de darmen wordt afgegeven.
wat kan er gebeuren met de vascularisatie bij een te hoge leverdruk?
er ontstaan anastomosen tussen portale en cavale systeem zodat er geen overdruk ontstaat in gehele systeem.
dit kan zich uiten als aambeien bij rectum, bloedingen in slokdarm of een stervormig teken bij de navel (syndroom van medusa)
waar liggen de organen ten opzichte van het peritoneum?
intraperitoneaal:
- maag
- ileum
- jejunum
- colon transversum
- colon sigmoideum
- lever
- milt
- staart van pancreas
(secundair) retroperitoneaal:
- duodenum
- colon ascendens
- colon descendens
- pancreas (behalve staart)
- nieren
subperitoneaal:
- rectum
- blaas
- baarmoeder
- eierstokken
- prostaat
waardoor wordt de bursa omentalis begrensd?
craniaal: lever
caudaal: colon transversum
ventraal: maag
dorsaal: pancreas
links: linker nier en bijnier
rechts: foramen van winslow/foramen omentalis/foramen epiploicum
welke processen vinden er plaats in de tractus digestivus?
- ingestie
- kauwen
- motiliteit
- secretie
- hormoonproductie
- chemische vertering
- absorptie
- eliminatie
welke processen hebben een rol in de voedselvertering?
- mechanische verwerking
- chemische verwerking
- absorptie van koolhydraten, peptiden en lipiden
- transport naar lever
welke microscopische structuren zijn in de tractus digestivus te onderscheiden?
mucosa:
- in mondholte en slokdarm plaveisepitheel
- verderop cilindrisch epitheel
- 3 lagen: lamina epithelialis mucosae, lamina propria mucosae (bindweefsel, bloedvaten en immuuncellen), lamina muscularis mucosae
submucosa:
- bindweefsel met bloedvaten en plexus submucosus
tunica muscularis:
- laag circulair en longitudinaal spierweefsel
- bevat myenterische plexus
serosa/adventitia:
- adventitia boven middenrif, losmazig bindweefsel
- serosa onder middenrif, gladde platte cellen
- zorgt voor beweeglijkheid
hoe is het oppervlak van de tong opgebouwd?
bevat plaveisepitheel met afwisselend wel en geen hoornlaag (palatum durum, bovenkant tong en tandvlees wel verhoornd, de rest niet)
de tong bevat veel zenuwtakjes, er zijn veel speekselklieren en er zijn dikke lagen skeletspier aanwezig
welke soorten papillen heb je?
- circumvallata papillae: 8 papillen in de vorm van de letter V achterin de tong.
- foliata papillae: aan zijkant van de tong
- fungiforme papillae: vorm van paddenstoel, aan voorkant van de tong
- filiforme papillae: verhoornd epitheel met spitse, smalle vorm. zorgen voor mechanisch transport
hoe ziet plaveisepitheel eruit?
- op elkaar gestapelde keratinocyten
- naar oppervlak toe worden de cellen platter
- stamcellen verbonden met mucosa vormen nieuw epitheel
als er verhoorning is, is er sprake van een carcinoom, aangezien er in het slijmvlies geen verhoorning hoort te zijn
uit welke elementen bestaat een tand?
- emanel (glazuur): dit is de hardste substantie van het lichaam
- cementum: enamel verandert in cementum ter hoogte van de hals
- dentine (tandbeen): bepaalt de vorm van elke tand
- pulpa (wortel): zorgt voor bloedvoorziening en innervatie
hoe ontwikkelen tanden?
het emanel orgaan ontstaat in de 6-8e week van embryonale ontwikkeling op het epitheel oppervlak in de mondholte
uit het emanel orgaan differentiëren ameloblasten, die emanel produceren
vanuit mesenchym ontstaan dentale papillen, waar odontoblasten uit differentiëren (produceren dentine)
aan het einde ontstaan cementoblasten die cementum produceren om verbinding tussen bot en tand stabiel te maken
welke speekselklieren zijn er en wat zijn de functies?
glandula parotis (sereus), glandula submandibularis (meer sereus dan mucineus), glandula sublingualis (mucineus met wat sereuze elementen)
functies:
- excretie: mucustransport, water en amylase voor digestie
- antibacteriële stoffen: immunoglobulines, lysozymen, peroxidase
- spoelwerking, afname van tandplaques
hoe zijn de speekselklieren opgebouwd?
ze zijn opgedeeld in kleine lobuli bepaalt door het bindweefsel. in lobuli liggen functionele cellen: tubulo-acinaire eenheden.
de ducti gaan over van eenlagig naar meerlagig epitheel, de cellen bevatten cilia voor transport
wat is het barrett-syndroom?
het dikke epitheel in de slokdarm is vervangen door eenlagig cilindrisch epitheel (darm- of maagepitheel)
dit wordt intestinale metaplasie genoemd. dit kan uiteindelijk leiden tot dysplasie
welke soorten cellen zijn aanwezig in het klierweefsel van de maag?
- pariëtale cellen: grote celkern, kleine nucleolus en donker cytoplasma. produceert maagzuur en intrinsic factor
- mucuscellen: helder cytoplasma gevuld met slijm, beschermt maag tegen het zuur. produceert water, glucoproteïnen en surfactant
- hoofdcellen: donker, korrelig cytoplasma met veel ER. produceert pepsinogeen, lipase en leptine
- slijmnapcellen: cilindrisch epitheel met celkern aan basale zijde. produceert mucine, water en surfactant
welke endocriene cellen zijn er en hoe reageren ze op de parasympaticus stimulatie?
- ECL-cellen: in de buurt van pariëtale cellen. ze geven histamine af waardoor pariëtale cellen zuur produceren
- endocriene cellen in antrum:
- G-cellen: maken gastrine voor activatie pariëtale cellen
- D-cellen: maken somatostatine, wat zuurproductie afremt door protonpomp remming.
welke protectieve mechanismen zijn er om het lichaam te beschermen tegen maagzuur en pepsine?
- G- en D-cellen: geven feedback aan pariëtale cellen waardoor balans ontstaat
- slijmbekercellen: zitten dicht op elkaar en maken surfactant om de onderliggende cellen te beschermen
- acute reparatie: door hyperemie wordt er lokaal meer bloed aangeboden en wordt regeneratie gestimuleerd, zodat er snel een nieuw endotheel gevormd wordt. er wordt extra slijm geproduceerd
- anatomie: pariëtale cellen en hoofdcellen liggen voornamelijk in de fundus, bij cardia en antrum zitten veel slijmproducerende cellen
hoe ontstaan de meeste maagklachten?
met name door de helicobacter pylori. er ontstaan acute (eosinofielen en neutrofielen) en chronische (lymfocyten en plasmacellen) reacties. bij lang persisterende schade ontstaan maagbloedingen. alleen te herkennen met een biopt.
naast bloedingen kan ook atrofie van het slijmvlies voorkomen, wat door minder enzym en zuur kan leiden tot diarree en minder opname van vitamine B12 door ontbreken intrinsic factor.
als laatste kunnen maligniteiten ontstaan door de helicobacter pylori infectie.
hoe is de dunne darm opgebouwd?
vergrotingen door plicae, villi en microvilli. in de epitheellaag van de mucosa zijn verschillende cellen aanwezig:
- goblet cellen: slijmbekercellen
- enterocyten: staan in contact met elkaar, bloedvaten en lymfevaten. cilindrisch met een grote, basaal gelegen celkern. ze zijn aan de luminale zijde dicht op elkaar gedrukt, maar aan de basale zijde hebben ze meer ruimte, waardoor voedselelementen in aanraking komen met de capillairen
in de instulpiingen zijn stamcellen en paneth cellen aanwezig, de paneth cellen produceren lysozymen.
hoe worden de delen van de darm gespecialiseerd?
duodenum: bevat brunner klieren omdat er veel meer slijm nodig is om het maagzuur te neutraliseren.
ileum: bevat gespecialiseerd lymfoïd weefsel (peyer’s patches). in het epitheel zijn M-cellen aanwezig die bacteriën waarnemen en transporteren in de peyer’s patches.
hoe is het colon opgebouwd?
er is in de hele dikke darm eenzelfde soort mucosa aanwezig met een heel vlak slijmvlies zonder uitstulpingen. er zijn wel crypten die karakteristiek zijn voor het colon. er zijn meer goblet cellen en minder enterocyten. tussen de epitheelcellen zijn neuro-endocriene cellen aanwezig.
welke ziektebeelden vallen samen onder het inflammatory bowel disease?
morbus crohn en colitis ulcerosa.
de paneth cel functie is abnormaal.
bij colitis ulcerosa is het hele mucosa rond door de ulcera en toegenomen doorbloeding. er is een ontsteking in het luminale gedeelte van de darmwand, die nooit verder gaat dan de (sub)mucosa.
bij morbus crohn is het meer diepgaand waardoor ernorme vernauwingen en fistelvorming ontstaat.
wat zijn korte termijn factoren van voedselopname?
- meten van kauwen en slikken: stimulatie verzadigingscentrum
- feedback vanuit maagdarmkanaal:
- anorexigene factoren: verzadigingsfactoren
* rekken maagdarmkanaal
* cholecystokinine (CCK)
* glucose en alvleesklierhormonen
- orexigene factoren: hongerfactoren
* ghreline (eetlust opwekkend stofje in maag) - feedback binnen centrale zenuwstelsel: orexine/hypocretine –> hedonisme
wat zijn lange termijn factoren van voedselopname?
afscheiding leptine –> inhiberende afgifte neuropeptide Y en stimulerende expressie CART
wat is de functie van de hypothalamus bij de voedselopname?
laterale hypothalamus: hongercentrum
ventromediale hypothalamus: verzadigingscentrum
door uitschakeling van ventromediale kernen ontstaat hyperfagie, door uitschakeling van de laterale kernen ontstaat afagie.
welke factoren dragen bij aan een hongergevoel?
2 belangrijke factoren: insuline en leptine (beide anorexigeen)
2 categorieën:
- anorexigeen (eetlust onderdrukkend): POMC-neuronen, cocaïne en amfetamine gereguleerd transcript (CART)
- stimulerend effect op tweede orde neuronen (MC4R) - orexigeen (eetlust opwekkend): neuropeptide Y, AgRP neuronen
- remmend effect op tweede orde neuronen (MC4R)
wat is obesitas en waardoor kan het ontstaan?
op jonge leeftijd hyperplasie van adipocyten, op oudere leeftijd hypertrofie van adipocyten. het is reversibel bij een aangepast dieet en activiteit
kan ontstaan door:
- genetisch afwijking van reactie op leptine
- verkeerde levensstijl
wat zijn de drie hoofdkenmerken van anorexia nervosa?
- aanhoudend te geringe voedselinname niet passend bij leeftijd, groeicurve en energiebehoefte
- intense angst om aan te komen/dik te worden of gedrag dat gewichtstoename tegengaat
- verstoring van lichaamsbeeld (verstoring in hersenen)
welke typen anorexia nervosa zijn er?
- restrictieve type: niet eten en overmatige lichaamsbeweging
- purgerende type: eetbuien afgewisseld met purgeergedrag
wat is het klinische beeld van anorexia nervosa?
sluipend begin: vaak speelt het al eerder af dan de omgeving door heeft. vaak lijnen met meer sporten. vaak een geritualiseerd eetschema en paniek bij verandering. gevoel van controle, maar eigenlijk tegenovergestelde.
in lichaam verstoorde terugkoppeling. er is een gevoel van verzadigdheid bij een kleine hoeveelheid voedselopname. patiënten denken vaak vergelijkend.
wat zijn de lichamelijke gevolgen van anorexia nervosa?
- obstipatie en darmklachten
- uitblijvende menstruatie (amenorroe)
- droge huid (soms bedekt me t donshaar)
- haaruitval
- dalend basaalmetabolisme
- vertraagde bloedsomloop
- verlaagde lichaamstemperatuur (kans van cyanose)
- hypotensie, bradycardie, ventriculaire hartritmestoornissen, decompensatio cordis, plotse hartdood
wat zijn de psychische gevolgen van anorexia nervosa?
- rigide/dwangmatige kenmerken
- somberheid, depressieve symptomen
- concentratieproblemen
- snel geïrriteerd
wat is de etiologie van anorexia nervosa?
het is multifactorieel bepaald of je wel of niet anorexia nervosa krijgt. combinatie van predisponerende factoren (genetische kwetsbaarheid/socioculturele eisen) luxerende factoren (triggers) en onderhoudende factoren (factoren waardoor het niet meer lukt om aan te komen)
hoe behandel je anorexia nervosa?
altijd multidisciplinair:
- psychiatrisch/therapeutisch
- psycho-educatie
- motivatie bewerking
- veranderingsinductie
- internistisch/diëtistisch
- fysieke bewaking
- voedingsadvies
ambulant staat centraal, maar opname is soms onvermijdelijk. belangrijk is normaliseren van het eetpatroon, lichamelijke complicaties behandelen, anorectische cognities bewerken, achterliggende problemen aanpakken, gezinsfunctioneren helpen normaliseren en terugval voorkomen