week 1 Flashcards
1
Q
functies circulatiesysteem
A
- stofwisseling
- communicatie tussen delen van het lichaam van hormonen
- bij ontsteking (witte bloedcellen / antistoffen)
2
Q
bouwplan vaten
A
- tunica intima
- tunica media
- tunica adventitia
3
Q
opbouw tunica intima
A
- endotheelcellen
- subendotheliale laag (gladde spiercellen + vezels)
- lamina elastica interna
4
Q
opbouw tunica media
A
- gladde spiercellen (circulair)
- elastische lammellae/ vezels
- GEEN fibroblasten
- lamina elastica externa
5
Q
opbouw tunica adventitia
A
- bindweefsel (collageen vezels)
- vasa vasorum (vaatjes voor bloedtoevoer gladde spiercellen)
- nervi vascularis (vasoconstriction/ vasodilatatie)
6
Q
vaattypen
A
- elastische arterie
- musculaire arterie
- arteriolen
- capillairen
- venulen
- medium venen
- grote venen
7
Q
typen capillairen
A
- gefenestreerd (nieren/ lever)
- impermeabel (hersen-bloed barrière)
8
Q
arteriële pathologie
A
- arteriosclerose (atherosclerose)
- aneurysma
- dissectie aorta
9
Q
typen arteriosclerose
A
- excentrisch: atherosclerose (niet hele vaatwand, een plaque)
- concentrisch: Monckebergse media sclerose, arteriosclerose (hyperplastisch/ hyaline)
10
Q
risicofactoren atherosclerose
A
- genetisch
- leeftijd, geslacht
- hyperlipidaemie
- hypertensie
- roken
- diabetes mellitus
11
Q
oorzaken aneurysma
A
- atherosclerose
- hypertensie
- bindweefselziekten
12
Q
risicofactoren dissectie aorta
A
- hypertensie
- bindweefselziekten
- zwangerschap
13
Q
4 soorten kanalen celmembraan
A
- porie
- kanalen
- carrier
- pomp
14
Q
wanneer willen moleculen de cel in?
A
als het energieniveau in de cel lager is dan het niveau buiten de cel (delta mu < 0)
15
Q
wat voor effect heeft digoxine (geneesmiddel)?
A
Het remt de Na/K pomp, waardoor de membraanpotentiaal verschuift. Wordt gebruikt bij hartfalen, versterkt hartspierfunctie