Week 1 Flashcards

1
Q

Plasmamembraan

A

Buitenste gedeelte van de cel die de binnenkant van de cel scheidt van de buitenkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cytoplasma

A

De volledige inhoud van de cel, met uitzondering van de nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cytosol

A

Vloeibare matrix waarin de organellen zijn ingebed. Het cytosol is onderdeel van het cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Metaboliet

A

Metabolieten zijn organische tussen- of eindproducten, die ontstaan na verwerking, tijdens de stofwisseling, van een gegeven stof. Bijv.: Aminozuren, ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Metabolisme

A

Alle biochemische processen binnen een cel. Wordt ook wel stofwisseling genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Metaboloom

A

Verzameling van alle metabolieten (producten van de stofwisseling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Metabolomica

A

De studie van het metaboloom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Co-enzym

A

Klein organisch molecuul dat nodig is voor een enzym om zijn functie te vervullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nucleoide

A

De plek waar het erfelijke materiaal zich bevind in prokaryoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Celkern/nucleus

A

Het door een membraan omsloten deel van een cel waar het genetisch materiaal is opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Genoom

A

De gehele erfelijke informatie in een cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Genomica

A

De studie van genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eukaryoten

A

Alle organismen waarvan iedere cel een celkern bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aeroob

A

Een organisme dat zuurstof nodig heeft om energie op te wekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Anaeroob

A

Een organisme dat geen zuurstof gebruikt om energie op te wekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fotoroof

A

Een organisme dat in staat is om met behulp van licht en de opname van anorganische stoffen te leven

17
Q

Chemotroof

A

Een organisme dat energie krijgt door de oxidatie van chemische verbindingen

18
Q

Autotroof

A

Organsimen die CO2 gebruiken als bron van koolstof voor hun cellen. Ze halen energie uit anorganische stoffen of uit zonlicht

19
Q

Heterotroof

A

Organismen die organische stoffen uit zijn omgeving opneemt en deze gebruikt voor opbouw van celbestanddelen en voor energie

20
Q

Mitochondrion

A

Door een membraan omsloten celorganel dat functioneert als energieomzetter in eukaryoten cellen

21
Q

Chlorplast

A

Ook wel bekend als bladgroenkorrels, zijn groene plastiden in de cellen van veel soorten planten, waarbinnen de fotosynthese plaatsvind

22
Q

Cytoskelet

A

Een netwerk van vibers en buisjes dat de cel stevigheid, vorm en bewegelijkheid geeft.

23
Q

Oligomeer

A

Een chemische verbinding die uit een klein aantal eenheden of monomeren bestaat

24
Q

Eiwit

A

Groot aantal biologische moleculen, die bestaan uit polymere ketens van aminozuren

25
Q

Nucleinezuur

A

Biologisch molecuul dat bestaat uit nucleotiden. Bijv.: DNA of RNA

26
Q

Proteoom

A

Verzameling van alle eiwitten van een organisme of van een cel

27
Q

Proteomica

A

De studie van het proteoom (alle eiwitten in een organisme of cel)

28
Q

Monosachariden

A

De eenvoudigste koolhydraten: Dienen als basis voor complexere koolhydraten

29
Q

Disachariden

A

Relatief eenvoudige koolhydraten die worden gevormd door de condensatiereactie van twee monosachariden

30
Q

Polysachariden

A

Koolhydraten die zijn opgebouwd uit tien of meer monosachariden

31
Q

Glycoom

A

Het volledige complement van suikers

32
Q

Lipide

A

Vetten en verachtige stoffen

33
Q

Lipidoom

A

Alle lipiden binnen een cel

34
Q

Functionele groep

A

Onderdelen van moleculen met een structureel motief

35
Q

configuratie

A

Karakteristieke rangschikking van atomen in een molecuul

36
Q

conformatie

A

Ruimtelijke ordening van atomen in een organische verbinding