Week 1 Flashcards

1
Q

Trias Politica volgens montesqieu

A
  • Wetgevende macht (het parlement)
  • Uitvoerende macht (de regering)
  • Rechtsprekende macht (het gerecht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Systeem van checks and balances

A

systeem waarbij overheidsbevoegdheid over verschillende organen wordt verspreid en ieder orgaan bij de uitoefening van zijn bevoegdheden verantwoording is verschuldigd aan een ander orgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschil checks and balances en Trias Politica

A

Bij trias politica zijn de machten strikt gescheiden en opereren onafhankelijk van elkaar.
Bij checks and balances functioneren de machten dus niet onafhankelijk van elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Trias Politica in Nederland

A

Uitvoerende macht: Regering
Wetgevende macht: Regering en Parlement
Rechterlijke macht: Rechters + OM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

soorten staatsorganen in Nederland

A

Regering: Koning+ministers (Artikel 42 GW)

Kabinet: Ministers + Staatssecretarissen

Parlement (Staten-Generaal): Eerste + Tweede kamer

Fractie: Leden van één politieke partij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil ‘bij koninklijk besluit’ en besluit van de ‘regering’

A

besluit van de regering: wet kent een bepaalde taak aan de regering toe zonder dat bij uitoefening van deze taak een daad van de koning vereist is.

Bij koninklijk besluit: wet eist dat beslissing door de regering wordt genomen. Een door de koning ondertekend besluit wat moet worden voorgelegd aan de Raad van State en moet worden gepubliceerd in het staatsblad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Koningklijke onschendbaarheid voor en na 1848

A

Voor: Koning staat boven de wet en kan niet strafrechtelijk worden vervolgd

Na: Minister verantwoordelijk voor het beleid van de regering en de koning kan hier niet op worden aangesproken. (Art. 42 GW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Koningklijke onschendbaarheid voor en na 1848

A

Voor: Koning staat boven de wet en kan niet strafrechtelijk worden vervolgd

Na: Minister verantwoordelijk voor het beleid van de regering en de koning kan hier niet op worden aangesproken. (Art. 42 GW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Troonopvolging

A

gebeurt door nakomelingen van de koning en bij gebrek hieraan de broers/zussen van de koning en hun kinderen.
Art. 37 GW, Als er geen opvolger is, wordt er een regent benoemd door de staten generaal. Deze neemt het het koningschap tijdelijk over als de troonopvolger jonger dan 18 jaar is of wanneer de koning niet in staat is koninklijk gezag uit te oefenen wegens gezondheid toestanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoeming ministers en minister president

A

Normale ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen.

Echter, Art 48 GW, de minister president is verantwoordelijk voor zijn eigen benoeming en ontslag en die van de overige ministers, hij ondertekent deze dus ook zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschil Minister met en zonder portefeuille

A

Met portefeuille: Minister heeft leiding over een bepaald ministerie

Zonder portefeuille: Minister heeft geen leiding over een ministerie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verschil ministerraad en onderrraad en ministeriële comissies

A

In de ministerraad worden geen gecompliceerde onderwerpen besproken en betreft algemeen regeringsbeleid.
Gecompliceerde onderwerpen worden in de onderraad besproken.
Ministeriële commissies betreffen de voorbereiding of beslissing van bepaalde aangelegenheden die geen deel uitmaken van het algemeen regeringsbeleid. Deze commissies zijn anders dan de onderraden tijdelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Collegiaal bestuursmodel en samenhang met ministerraad.

A

Bestuursvorm waarbij alle leden van het bestuur even belangrijk zijn en de voorzitter niet meer is dan de eerste onder zijn gelijken.
Hier is bij de ministerraad geen sprake van.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Extraparlementair parlement

A

geen regeer akkoord tussen fracties, maar een regeringsprogramma.
Anders dan bij een regeerakkoord hebben de fracties zich daadwerkelijk gecommitteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Demissionair kabinet

A

Als een kabinet of minister ontslag heeft ingediend bij de koning, maar deze nog niet verleend is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tweede kamer leden zijn op drie manieren onafhankelijk in hun regeling van hun werkzaamheden en in hun organisatie.

A

1; De tweede kamer regelt haar eigen werkzaamheden in het reglement van orde. De kamer kan ten allen tijde besluiten af te wijken van de werkzaamheden indien geen van de leden zich daartegen verzet en het besluit niet in strijd is met het statuut of wet.
2; De tweede kamer heeft parlementaire onschendbaarheid (art. 71 GW) Leden mogen niet worden vervolgd voor hetgeen zij in de vergadering gezegd hebben of schriftelijk overlegd.
3; Tweede kamer leden zijn niet verplicht om hun zetel op te geven wanneer zij een fractie verlaten of er uit worden gezet. Zij mogen hun zetels dus ook meenemen naar een andere partij.

16
Q

Meederheidsstelsel (twee soorten) en stelsel van evenredige vertegenwoordiging

A

Meerderheidsstelsel: Kiesstelsel waarbij het land wordt opgedeeld in een groot aantal districten. Elk district vertegenwoordigd een zetel.
Soorten: Absolute meerderheid (helft +1 stemmen) en relatieve meerderheid (partij die grootste in een district is krijgt alle zetels van dit district, amerika)

Stelsel van evenredige vertegenwoordiging: totaal aantal uitgebrachte stemmen wordt gedeeld door het aantal zetels. De uitkomst noemt men de kiesdeler. (Nederland past dit toe)
–> Aantal zetels dat een partij haalt= aantal stemmen op partij/ kiesdeler.

17
Q

Mogelijke verdeling van restzetels (art. P7 Kieswet)

A

Systeem van grootste gemiddelden: de partij met het grootste gemiddelde krijgt de restzetel.

systeem van grootste overschotten: De partij met het grootste stemoverschot kwam voor de eerste rest zetel in aanmerking. (van toepassing als minder dan 19 zetels te verdelen zijn, bijv bij gemeenteraad)

18
Q

Dualisme en waar terug te vinden in de wet

A

Betekent dat er een scheiding is tussen kabinet en parlement, dus de regering regeert en parlement controleert. (Art 47 GW)

In praktijk is Nederland echter minder dualistisch gezien het parlement ook de wetgevende macht is.

18
Q

Dualisme en waar terug te vinden in de wet

A

Betekent dat er een scheiding is tussen kabinet en parlement, dus de regering regeert en parlement controleert. (Art 47 GW)

In praktijk is Nederland echter minder dualistisch gezien het parlement ook de wetgevende macht is.

19
Q

Middelen Parlement om invloed uit te oefenen op de regering.

A

Het inlichtingenrecht (art. 68 GW) –>

  • (individueel vragenrecht): Alle leden van 1e en 2e kamer kunnen zowel schriftelijk als mondeling vragen stellen aan de regering.
  • Recht van interpellatie–> Alle lede van 1e en 2e kamer hebben de mogelijkheid om met een minister te debatteren over een onderwerp dat nog niet op de vergader agenda van de kamer staat. Hiervoor is echter wel een minimum van dertig leden vereist.

Openbare hoorzitting (art. 7.33 RvO TK): Parlement laat diverse partijen en belanghebbenden aan het woord om hun mening te geven over zaken die nog in behandeling zijn. De minister heeft geen aanwezigheidsplicht bij deze zittingen.

De motie (art 8.20 RvO TK): Kamerleden kunnen een motie indienen wanneer zij niet tevreden zijn met de beantwoording van de minister over de vragen over een bepaald onderwerp.

Het recht van en enquête (Art. 70 GW): Als een of beide kamers door het stellen van vragen of parlementair onderzoek niet tot de nodige gegevens kan/kunnen komen voor de beoordeling van de situatie, wordt het recht van enquête verleend.

Het begrotingsrecht (Art. 105 GW): Kamers kunnen bij de rijksbegroting ministers aan de tand voelen. De rijksbegroting moet bij de wet worden vastgesteld, dit geeft het parlement volledige medezeggenschap.

Motie van wantrouwen: Als het vertrouwen van het parlement in de regering is opgegeven dienen betrokken ministers en staatsecretarissen hun ontslag aan te bieden bij de koning. (Art. 43) (Ze worden dus niet ontslagen door tweede kamer!)

20
Q

Kamerontbinding art 64 GW, wat houdt het in en wanneer gebeurt dit

A

regering heeft de bevoegdheid bij KB een of beide kamers te ontbinden. Niet ondemocratisch, omdat uiteindelijk beslist over mening verschillen tussen kamer en ministers.

  • Bij vervroegde verkiezingen
  • Bij grondwetsherziening, bij wijziging van de grondwet moet de twee kamer worden ontbonden.
21
Q

Kortmann, basiselementen rechtsstaat

A
  • Legaliteitsbeginsel–> terugwerkende kracht en analogieverbod
  • Trias Politica
  • Toegang tot de rechter
  • Grondrechten
22
Q

Kortmann, eisen democratie

A
  • actief en passief kiesrecht (Art. 4 GW)
  • meerderheidsregel
  • Politieke grondrechten
  • recht om naar politieke machtsuitoefening te streven, tenzij in strijd met openbare orde
  • minderheden worden betrokken in politieke besluitvorming en hun rechten beschermd worden.
  • controle op besluitvorming