wc 2 Flashcards
Directe replicatie
Bij een directe replicatie wordt de oorspronkelijke onderzoeksopzet zo veel mogelijk overgenomen. Op grond van de oorspronkelijke studie wordt één onderzoeksprotocol opgesteld met daarin alle te nemen stappen in de uitvoering van het experiment. Alle onderzoeksgroepen die een replicatie willen uitvoeren moeten zich strikt aan dit protocol houden en het experiment dus op precies dezelfde manier uitvoeren.
Conceptuele replicatie
Bij een conceptuele replicatie kijken onderzoekers naar deze onderzoeksvraag maar ze gebruiken hierbij andere procedures. De conceptuele variabelen zijn hetzelfde, maar de operationalisatie is anders.
Een conceptuele replicatie biedt de mogelijkheid om problemen uit oorspronkelijk onderzoeksprotocol aan te pakken. Bijvoorbeeld als de operationalisatie van de afhankelijke variabele niet goed bleek te zijn, dan kan de onderzoeker nu voor een ander of verbeterd instrument kiezen.
Replicatie met toevoeging
Bij een replicatie met toevoeging repliceren de onderzoekers het originele onderzoek waaraan ze variabelen toevoegen om nieuwe vragen te onderzoeken. Je kunt bijvoorbeeld denken aan het toevoegen van een extra experimentele conditie of een extra (on)afhankelijke variabele.
ANOVA: Onafhankelijkheid van waarnemingen (observaties) bij respondenten (independence).
Onafhankelijkheid van waarnemingen (observaties) bij respondenten door:
* aselecte steekproeftrekking, of
* bij selecte steekproef randomiseren (aselecte toewijzing)
ANOVA: Meetniveau Y minimaal interval en X’en nominaal
De afhankelijke variabele moet van minimaal interval meetniveau zijn, de factor(en) nominaal.
ANOVA: Homogeniteit van varianties
Spreiding (variantie) van residuen per X-categorie gelijk.
ANOVA: Normaalverdeelde residuen per X-categorie
De spreiding van residuen per X-categorie normaal verdeeld zijn
ANOVA: Geen uitbijters en invloedrijke respondenten.
Er mogen geen uitschieters en te invloedrijke respondenten zijn.
ANCOVA: Meetniveau covariaat minimaal interval
De covariaat moet van minimaal interval meetniveau zijn (als je wilt controleren voor een nominale variabele is dit geen covariaat maar een extra factor).
ANCOVA: Covariaat niet van invloed op experimenteel effect
Dit is een design assumptie en geen model assumptie. De onafhankelijkheid van X en Z is alleen relevant voor een experiment. Dan mogen de groepen bij design alleen verschillen op de te manipuleren variabele en niet op andere variabelen, daarnaast mag de manipulatie niet leiden tot verschillen op de covariaat achteraf (vandaar dus vooraf meten!).
ANCOVA: Lineaire regressie
Lineaire regressie voor Y en covariaat X.
ANCOVA: Homogeniteit van regressiecoëfficiënten
Geen interactie-effect van de factor X en covariaat op Y.
Power
Met power (in het Nederlandse ook wel onderscheidingsvermogen genoemd) van een toetsprocedure wordt de kans aangeduid, dat de nulhypothese wordt verworpen, als de alternatieve hypothese waar is.
Type I fout
Een Type I fout wordt gemaakt wanneer als de nulhypothese waar is, ten onrechte tot de conclusie wordt gekomen, dat de nulhypothese kan worden verworpen. De kans op het maken van een Type I fout is bij het uitvoeren van één toets gelijk aan α.
Kort door de bocht: Er is in werkelijkheid geen effect in de populatie, maar op basis van je steekproef concludeer je dat er in de populatie wel een effect is.
type II fout
Een Type II fout wordt gemaakt wanneer als de alternatieve hypothese waar is, ten onrechte tot de conclusie wordt gekomen, dat de nulhypothese niet kan worden verworpen.
Kort door de bocht: Er is in werkelijkheid wel effect in de populatie, maar op basis van je steekproef concludeer je dat er in de populatie geen effect is.