W7 - Gehoorscreening en -diagnostiek bij volwassenen Flashcards

1
Q

Screening

A

In korte tijd een globale indruk krijgen van de aard en de mate van één aspect van het niet goed kunnen horen: ‘pluis’ of ‘niet pluis’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar kunnen zich problemen voordoen in het oor?

A
  • Gehoorgang
  • Trommelvlies
  • Gehoorbeentje
  • Slakkenhuis
  • Gehoorzenuw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor problemen kunnen in de gehoorgang ontstaan?

A

Te veel oorsmeer, verstopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor soort problemen kunnen in de trommelvlies ontstaan?

A

Perforatie, gaatjes waardoor geluid niet meer goed wordt doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke problemen kunnen in het gehoortebeentje ontstaan?

A

Otosclerose (langzaam slechthorend). Of gehoorbeentjes zijn niet goed aangelegd, volledig ontbreken. Geluid wordt hierdoor niet goed doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke problemen kunnen zich in het slakkenhuis voordoen?

A

Problemen met de trilhaartjes waardoor er een perceptief gehoorverlies kan ontstaan. (Middenoor minder gevoelig voor geluid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke problemen kunnen zich in het gehoorzenuw voordoen?

A

Duwt een tumor op waardoor het geluid niet goed verder kan worden geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geleidingsverlies

A
  • problemen in buitenoor of middenoor
  • geluidsvermindering, geen klankvervorming
  • beengeleidingsdrempels liggen (vrijwel) normaal, de luchtgeleidingsdrempels zijn gezakt.

Vb:
- otosclerose; vastgroeiing stijgbeugel
- middenoorontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Perceptief gehoorverlies

A
  • ook wel: waarnemingsgehoorverlies
  • problemen in binnenoor
  • geluidsvermindering én klankvervorming
  • luchtgeleiding- en beengeleidingsdrempel liggen (vrijwel) gelijk.

Vb:
- menière (gehoorverlies & oorsuizen)
- lawaaislechthorendheid
- gehoorzenuwgezwel
- presbyacusis (ouderdomsslechthorendheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gemengd gehoorverlies

A
  • perceptieverlies met (een tijdelijke) geleidingsverlies.
  • zowel de luchtgeleiding- als de beengeleidingsdrempels zijn gezakt, maar de beengeleidingsdrempels liggen wel beter dan de luchtgeleidingsdrempels.

Vb:
- lawaaislechthorendheid plus middenoorontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Screeningonderzoek naar spraakverstaan

A
  • eenvoudige indruk van gehoorscherpte
  • fluister- of conversatiespraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de regels voor screeningonderzoek naar spraakverstaan?

A
  • rustige kamer.
  • proefwoorden kalm en met gelijkmatige sterkte uitspreken.
  • mondbeweging van onderzoeker mag niet gezien worden.
  • niet te testen oor goed afsluiten.
  • ! Mogelijk dat patiënt niet alleen minder goed hoort, maar ook vervorming waarneemt!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderzoek m.b.v. stemvorken bij screeningonderzoek naar spraakverstaan

A
  • Weber: stemvork boven op hoofd
  • Rinne: - steel stemvork op mastoïd (bot achter oor) of stemvork voor het oor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de nadelen van onderzoek m.b.v. stemvorken?

A
  • geluidssterkte ~ kracht aanslaan
  • geluidssterkte neemt snel af
  • wijze stemvork voor oor ~ sterkte trilling
  • slechts gehoorverlies meten voor één frequentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gehoorscreening a.d.h.v. OAE’s

A

Oto-Akoestische Emissies:
- Het oor brengt zelf geluid voort
- Ontspringen vanuit de cochlea
- Direct na de geboorte aanwezig mits het oor goed functioneert (gezonde haarcellen)
- Sterkte opgevangen geluidjes ~ sterkte stimulus en ernst slechthorendheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Spontane OAE’s (SOAE)

A
  • Zwakke toontjes (= emissies) opgevangen door microfoontje
  • Spontaan en continu door het oor uitgezonden.
  • In +/- 50% van de gezonde oren
  • Zeer goede reproduceerbaarheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Click-Evoked OAE’s (CEOAE)

A
  • Telefoontje zendt klikstimuli uit.
  • Microfoontje vangt emissies op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Toondrempelaudiometrie

A
  • op zoek naar de grens wanneer je de tonen niet hoort en net begint te horen. = hoordrempel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

O symbool toondrempelaudiogram

A

Luchtgeleidingsdrempel bepaald met hoofdtelefoon.
- Rechteroor
- Ongemaskeerd verkregen drempel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

x symbool toondrempelaudiogram

A

Luchtgeleidingsdrempel bepaald met hoofdtelefoon
- linkeroor
- ongemaskeerd verkregen drempel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

∆ symbool toondrempelaudiogram

A

Luchtgeleidingsdrempel bepaald met hoofdtelefoon
- rechteroor
- gemaskeerd verkregen drempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

□ symbool toondrempelaudiogram

A

Luchtgeleidingsdrempel bepaald met hoofdtelefoon
- linkeroor
- gemaskeerd verkregen drempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

< symbool toondrempelaudiogram

A

Beengeleidingsdrempel bepaald met vibrator op mastoïd
- rechteroor
- ongemaskeerd verkregen drempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

> symbool toondrempelaudiogram

A

Beengeleidingsdrempel bepaald met vibrator op mastoïd
- linkeroor
- ongemaskeerd verkregen drempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

⊂ symbool toondrempelaudiogram

A

Beengeleidingsdrempel bepaald met vibrator op mastoïd
- rechteroor
- gemaskeerd verkregen drempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

⊃ symbool toondrempelaudiogram

A

Beengeleidingsdrempel bepaald met vibrator op mastoïd
- linkeroor
- gemaskeerd verkregen drempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Toonaudiometrie

A
  • Met audiometer worden tonen aangeboden
  • Via koptelefoon wordt totale gehoorverlies gemeten
  • Via vibratorblokje (beengeleiding) wordt perceptieverlies gemeten
  • Toondrempelaudiogram
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Fysiologische gehoordrempel

A

Wat ‘normaal’ is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Pathologische gehoordrempel

A

Wat afwijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is het stuk dat tussen de fysiologische en de pathologische gehoordrempel zit?

A

Gehoorverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de airbone gap?

A

Het gebied tussen de beengeleidingsdrempels en de luchtgeleidingsdrempels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat wordt gebruikt voor spraakaudiometrie?

A
  • Phonetic Balanced woordenlijsten (PB)
  • M-k-m woorden; dak, bol
  • Leidse PB lijsten, Utrechtse lijst
  • CD
  • 10-20 woorden op 1 geluidssterkte per 10 dB
  • Normaalhorenden: 60 dB 100% spraakverstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Retrocochleair gehoorverlies

A

Retocochleair is een gehoorverlies waar het probleemgebied achter het slakkenhuis bevindt: in de gehoorzenuw of in de hersenen. Helaas kan hierbij een cochleair implantaat of een hoortoestel geen oplossing bieden, aangezien de oorzenuw geen geluidsinformatie kan doorgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Van wat voor soort verlies is er sprake als de lijn in de grafiek in de spraakaudiogtam is opgeschoven naar links of rechts?

A

Geleidingsverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Van wat voor soort gehoorverlies is er sprake als de lijn in de grafiek van de spraakaudiogram is gedaald?

A

Perceptieverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe herken je een Retrocochleair gehoorverlies in een spraakdiogram?

A

Hoe hoger hoe minder wordt verstaan, gaat met boogje naar beneden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is een discriminatieverlies en hoe zie je het in een spraakaudiogram?

A

Sommige mensen hebben veel moeite om een bepaalde, soms smalle, frequentieband te horen. Dit kan resulteren in wat bekend staat als “discriminatieverlies”; je hoort spraak wel, maar verstaat het niet.
- gedeelte tussen 100% en de lijn die niet verder afloopt maar op een % blijft hangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Mate van slechthorendheid: -10-15dB

A

Normaal gehoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Mate van slechthorendheid: 16-40dB

A

Licht gehoorverlies: moeite zachte spraak/afstand/rumoer

40
Q

Mate van slechthorendheid: 41-55dB

A

Matig gehoorverlies: moeite verstaan normale spraak

41
Q

Mate van slechthorendheid: 55-70dB

A

Ernstig gehoorverlies: moeite ook met verstaan luide spraak

42
Q

Mate van slechthorendheid: 71-90dB

A

Zeer ernstig gehoorverlies: In combinatie met spraakafzien nog wel verstaan mogelijk

43
Q

Mate van slechthorendheid: 90dB>

A

Doofheid: geen spraakverstaan mogelijk met alleen akoestische informatie.

44
Q

Spraakafzien

A

Het aflezen van klanken van iemands mond, gecombineerd met non-verbale communicatie zoals mimiek en lichaamstaal.

45
Q

Fletcher index

A

Gemiddelde gehoorverlies

46
Q

Hoe bereken je een hoge fletcher index?

A

Gemiddelde van 1kHz, 2kHz, 4kHz

47
Q

Hoe bereken je een lage fletcher index?

A

Gemiddelde van 500Hz!!!, 1kHz, 2kHz

48
Q

Vanaf welke fletcher index worden hoortoestellen vergoed?

A

Vanaf gemiddelde van 35dB voor hogere fletcher index.

49
Q

Presbyacusis

A

Ouderdomsslechthorendheid

50
Q

Hoe bereken je het discriminatieverlies in een spraakaudiogram?

A

100% min het maximale spraakverstaan.

51
Q

Welke slechthorendheid herken je aan een dip in de 4kHz?

A

Lawaaislechthorendheid

52
Q

Welke slechthorendheid herken je eraan dat de been en de luchtgeleiding naar elkaar toe komen op 2kHz?

A

Otosclerose

53
Q

Hoe kan je een oorontsteking herkennen in een audiogram?

A

Luchtgeleiding groter verlies dan beengeleiding.

54
Q

Ski slope audiogram

A

Lage tonen gaan goed en bij de hoge gaat het heel snel naar beneden. Komt voor na chemotherapie.

55
Q

Impedantiemetrie

A
  • Tympanometrie
  • Stapediusreflex
  • objectief
  • nauwkeuriger diagnose omtrent verscheidene vormen geleidingsslechthorendheid.
56
Q

Tympanometrie

A

Meet de beweeglijkheid van het middenoorsysteem (trommelvlies) en geeft aan hoe het gehoorverlies hiermee samenhangt.

57
Q

Onderdruk in het tympanogram:

A

Normale vorm maar naar links. Bijvoorbeeld door verkoudheid, trommelvlies ingetrokken.

58
Q

Glue in het tympanogram:

A

Veel vocht in het middenoor. Vlak en de trommelvlies kan zich niet goed bewegen dus laag.

59
Q

Fixatie in het tympanogram:

A

Normale curve maar veel lager. Trommelvlies kan het geluid niet goed meer doorgeven. Otosclerose.

60
Q

Luxatie in het tympanogram:

A

Onderbreking van de gehoorbeentjes . Zie je aan onderbreking in het midden.

61
Q

Trommelvliesperforatie of aanwezigheid van trommelvliesbuisje in tympanogram:

A

Vlakke curve maar hoger, dus meer beweging trommelvlies.

62
Q

Stapediusreflex

A
  • kijken of M. Stapedius aanspant op geluid.
  • Spant bilateraal aan als respons op unilaterale stimulus.
63
Q

Wanneer kan de reflex niet gemeten worden bij stapediusreflex?

A

Indien stapes gefixeerd (otosclerose)

64
Q

Hoe wordt (octaaf)toonaudiometrie gemeten? 2

A
  • luchtgeleidingsdrempel
  • beengeleidingsdrempel
65
Q

Wat voor gehoorverlies kan je bij (octaaf)toonaudiometrie meten?

A
  • Geleidingsverlies
  • Perceptieverlies
  • Gemengd verlies
66
Q

Wordt bij (octaaf)toonaudiometrie gehoorverlies per frequentie gespecificeerd?

A

Ja

67
Q

Hoe wordt spraakaudiometrie gemeten?

A
  • luchtgeleidingsdrempel
  • beengeleidingsdrempel
68
Q

Wat voor gehoorverlies wordt met spraakaudiometrie gemeten?

A
  • Geleidingsverlies
  • Perceptieverlies
  • Gemengd verlies
69
Q

Wordt gehoorverlies bij spraakaudiometrie per frequentie gespecificeerd?

A

Nee

70
Q

Hoe wordt impedantiemetrie gemeten?

A
  • Tympanometrie
  • Stapediusreflexmeting
71
Q

Wat meet je met tympanometrie?

A

Functie middenoor
A. Onder-, boven, glue ears.
B. Trommelvliesbuisje, perforatie
C. Otosclerose
D. Luxatie van de keten.

72
Q

Wat meet je met stapediusreflexmeting?

A
  1. Functie middenoor
  2. Retrocochleair
  3. Cochleair recruitment
73
Q

Cochleair recruitment

A

Het bereik van het gehoor wordt vanaf zowel de boven- als onderkant kleiner. Dit kleiner worden van het dynamisch bereik wordt recruitment genoemd. Veel mensen zijn geneigd luider te gaan spreken tegen slechthorenden. Dat heeft dan een averechts effect: de spraak klinkt dan al snel te luid en gaat hierdoor vervormen.”

74
Q

Akoestiek van spraak, hoe werkt het?

A
  • Openen en sluiten van stembanden vormen een geluidsgolf.
  • De mond-, neus- en keelholte fungeert als een klankkast.
  • Tong en gehemelte vormen formanten.
  • Lippen en tanden voegen een laatste vervorming toe.
75
Q

Formant

A

Eenformantis eenresonantie(significante en smalle piek) op een bepaalde frequentie. Een klank kan op éénfrequentieeen formant bevatten, maar ook op meerdere. Formanten leveren een belangrijke bijdrage aan deklankkleur.

76
Q

Hoeveel μ micro is 1 microseconde

A

1 μs

77
Q

Hoeveel Bel is 1 dB?

A

1/10 Bel

78
Q

Geluidsdruk/geluidssterkte

A
  • Grootte van lichtdrukvariaties
  • Pascal (Pa)
  • Zuivere toon 1 kHz:
    - net hoorbaar: 2.10`-5 Pa
  • verdeling van kracht over een oppervlakte. Bv: duwen van ren golf op trommelvlies.
79
Q

Geluidsintensiteit

A
  • Hoeveelheid trillingsenergie die ten gevolge van de geluidsdruk een bepaald oppervlak per tijdseenheid treft (vb. Trommelvlies)
  • Watt/m2 (W/m2)
  • Zuivere toon 1 kHz:
    - net hoorbaar: 10`-12 W/m2
80
Q

Hoe hoor je het geluid van een speaker?

A

De speaker beweegt heen en weer en brengt luchtdeeltjes in trilling, lokaal ontstaan er verdichtingen en verdunningen van luchtdeeltjes.

81
Q

Waarin wordt geluidsdruk gemeten?

A

In Pascal (Pa) of Bar.
1 bar = 100 000 Pascal (1×10`5)

82
Q

Hoe wordt geluidssterkte bepaald?

A
  • Door de grootte van de variatie van de geluidsdruk (amplitude)
83
Q

Hoe erg kan geluidsdruk variëren?

A

Enorm. Van 2.10-5 Pa (0.00002 Pa) voor een net hoorbaar geluid tot 20 Pa voor geluid op de pijngrens (factor 106).

84
Q

Wat is geluidsintensiteit?

A

Hoeveelheid energie die per seconde (vermogen in Watt (W)) door een oppervlak gaat. (m2)

85
Q

Wat is het verband tussen geluidsdruk en intensiteit?

A
  • Geluidsintensiteit is evenredig met de druk in het kwadraat: I ~ p2
  • De intensiteit neemt dus snel toe.
    Bijv:
    2× zo grote druk ≠ 4× zo grote intensiteit.
    5× zo grote druk ≠ 25× zo grote intensiteit.
    10× zo grote druk ≠ 100× zo grote intensiteit.
86
Q

Hoeveel Pa is 0 dB?

A

0.00002 Pa

87
Q

Lineaire schaal

A

Optelschaal

88
Q

Logaritmische schaal

A

Vermenigvuldigingsschaal

89
Q

War voor schaal is een decibelschaal?

A

Een vermenigvuldigingsschaal. Voor geluidsintensiteit geldt: toename van 10dB = intensiteit vermenigvuldigen met 10.
Dus: als een geluidsintensiteit met 10 wordt vermenigvuldigd, neemt de intensiteit 10 dB toe (dus bij een vermenigvuldiging met 100 is de toename 20 dB enz.)

90
Q

Hoe werkt de logaritmische schaal?

A

Een logaritme van de verhouding van de grootheid tot een referentiewaarde.
- Log 10 = 1, want 101 = 10
Log 100 = 2, want 102 = 100
Log 1000 = 3, want 103 = 1000
- Bij logaritme plaats je machten van 10 op gelijke afstand.

91
Q

Threshold

A

Drempel

92
Q

Isofonen

A

Curves met gelijke subjectieve luidheid.

93
Q

Geluidsspectrum

A

De toon-opbouw van een geluid.

94
Q

Decibel Hearing Level

A

Hoeveel dB wat geluid heeft.

95
Q

Decibel Sound Pressure Level

A

Hoeveel druk een geluid heeft gemeten in dB.

96
Q

Voor geluidssterkte L in dB geldt:

A

L = 10×log (I : I^(o))
L = 20× log (p÷p^(o))

I= Intensiteit, I^(o) = vaste waarde 10^(-12) W/m2
P= druk, p^(o) = vaste waarde 2×10^(-5) Pa