W 17 Lektion 4 Flashcards
1
Q
Fremd
A
Vreemd
2
Q
Gemeinsam
A
Samen
3
Q
Das gerät
A
het apparaat
4
Q
Hässlich
A
Lelijk
5
Q
zich kümmern um
A
Zorgen voor
6
Q
Die Nachbarn
A
De buren
7
Q
Putzen
A
Schoonmaken
8
Q
Verabredet
A
Een afspraak hebben