Vragen Oefentoets Flashcards

1
Q

Op welk deel van het sternum articuleert de eerste rib?

A

Manubrium sterni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de naam van de tunnel waardoor de nervus spinalis de canalis vertebralis verlaat?

A

Foramen intervertebralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welk ligament ligt het gunstigst om de beweging richting (ventraal) flexie te remmen?

A

Lig. supraspinalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem de twee bewegingen die tot stand komen bij het unilateraal aanspannen van het transversospinale systeem.

A

1) Lateroflexie

2) Hetrolaterale rotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de naam van het buitenste hersenvlies?

A

Dura Mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem de drie hersenvliezen in volgorde van binnen naar buiten.

A

1) Pia mater
2) Arachnoid mater
3) Dura mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welk weefsel bestaat de dekplaat van de Corpus Vertebralis

A

Hyalien kraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Door welke zenuwen vanuit de N. spinalis, wordt de autochtone rug en nekmusculatuur geïnnerveerd?

A

De rami dorsalis van de nn. spinales van de berokken segmenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heet de buikspier die bij unilateraal aanspannen een homolaterale rotatie geeft?

A

M. transversus abdominis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk bloedvat loopt door het foramen transversarium van de cervicale wervels?

A

A. vertebralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke specifieke aandoening kan onderstaande combinatie van rode vlaggen duiden? : “begin lage rugpijn voor 20 jaar, nachtelijke pijnen en ochtendstijfheid”?

A

Morbus Bechterew/ de ziekte van Bechterew

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de primaire oorzaak van spondylolysthesis?

A

spondylolysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de pathologische term voor “het afglijden van een wervel”?

A

Spondylolisthesis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de drie belangrijkste risicofactoren voor het krijgen van primaire osteoporose?

A

1) Vrouw
2) Menopauze/overgang
3) Oud/op leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke structuren zijn als eerste ontstoken bij de ziekte van Bechterew?

A

Het periost en de ligamenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke andere structuur van de wervel is naast de discus, ook nauwelijks geïnnerveerd en gevasculariseerd?

A

De hyalien kraakbeenoppervlakken van de facetgewrichten/Zygophysiale gewrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk symptoom is een rode vlag die kan duiden op kanaalstenose?

A

Rijbroekanesthesie

18
Q

Noem drie structuren die ingeklemd kunnen raken bij de aanwezigheid van een halsrib?

A

1) Plexus brachialis
2) V. subclavia
3) A. subclavia

19
Q

Welke fractuur van C2 is zeer instabiel?

A

De dens fractuur

20
Q

Bij welke gradatie op de Frankel-schaal is sprake van minimale neurologische schade?

A

Niveau E

21
Q

Bij welke congenitale aandoening is er sprake van een hoogstand van de scapula?

A

Sprengel

22
Q

Bij welke aandoening word met behulp van de cobbse-hoekmeting bepaald hoe erg de aandoening is?

A

Scoliose

23
Q

Hoe heet het congenitale autosomaal dominante syndroom waarbij arachnodactylie een symptoom is?

A

de ziekte van Marfan

24
Q

Welke vorm van Spina bifida word gekenmerkt door een naar buiten tredend en ingekapseld ruggenmerg? (afbeelding)

A

Meningomyelocele

25
Q

De vergrote kyfose en lordose zijn kenmerkend voor achondroplasie. Noem nog twee symptomen/kenmerken die typerend zijn voor deze
aandoening.

A

1) Korte lichaamslengte

2) Grote schedel

26
Q

Noem twee symptomen van een radiculair beeld

A

1) sensibiliteitsstoornissen

2) krachtverlies kennspieren

27
Q

Een patiënt heeft uitstralende pijn in de lumbosacrale regio. In welke categorie hoort deze patiënt op basis van het besluit in de diagnostisch triage?

A

Aspecifieke lage rugklachten

28
Q

Eén van de rode vlaggen volgens de KNGF richtlijn lage rugklachten is het ontstaan van hevige rugklachten na een trauma.

Wat is de meest waarschijnlijke aandoening waar een patiënt aan lijdt indien hij dit beeld vertoond?

A

Een fractuur

29
Q

Benoem drie persoonlijkheidskenmerken uit de Big Five.

A

1) Extraversie
2) Vriendelijkheid
3) Zorgvuldigheid

30
Q

Predisponerende factoren en uitlokkende factoren kunnen ertoe leiden dat het autonome zenuwstelsel ontregelt raakt.
Benoem twee van deze factoren.

A

1) Acute stress

2) overbelasting

31
Q

Benoem twee meetinstrumenten die volgens de KNGF richtlijn lage rugpijn, voor het diagnostisch proces geadviseerd worden.

A

1) NRS

2) PSK

32
Q

Vul in: Indien de patiënt binnen drie weken een duidelijke toename van …(1)… en …(2)… heeft is er sprake van een natuurlijk beloop.

A

1) Activiteiten en 2) participatie

33
Q

Benoem een reden om een patiënt, volgens de KNGF richtlijn zwangerschapsgerelateerde bekkenpijn, te adviseren naar een bekkenfysiotherapeut te gaan.

A

Pijn tijdens het plassen/vrijen/ontlasten of geen vooruitgang ondanks adviezen en oefeningen.

34
Q

Benoem drie risicofactoren voor het ontstaan van chroniciteit en afwijkend herstel na een hernia operatie.

A

1) Hoge mate van bewegingsangst
2) radiologische bevindingen
3) Hoge pijn intensiteit pré-operatief

35
Q

De lumbale wervelkolom wordt, volgens Panjabi, gestabiliseerd door drie sturingssystemen.
Binnen welk systeem behoren de pezen in en rond de wervelkolom?

A

Actieve systeem

36
Q

Vul in: Volgens de KNGF richtlijn Whiplash moet er bij normaal herstel, binnen… weken een zichtbare verbetering van de klachten zijn.

A

4 weken

37
Q

Waar kunnen de volgende symptomen volgens de richtlijn Whiplash op duiden?
- Aanhoudende pijn
- vermindering/afname activiteiten en participatie
- uitbreiding klachten spectrum met bijv. vermoeidheid
of depressieve klachten

A

Op een vertraagd herstel.

38
Q

Welke drie risico factoren zijn, volgens de CBO richtlijn LRS, direct postoperatief te beïnvloeden?

A

1) Bewegingsangst
2) Somatisatie
3) Copinggedrag

39
Q

Patiënten met PPPP kunnen pijnklachten aangeven in vier regio’s van het lichaam. Benoem deze regio’s.

A

1) Stuitje
2) Schaambeen
3) SI gewricht
4) Onderrug

40
Q

In welke WAD classificatie valt een patiënt die last heeft van pijn, stijfheid en gevoeligheid in de nek maar geen objectieve afwijkingen heeft?

A

WAD 1