vragen + antwoorden Flashcards
College 2: Based on the analyses of chapter 12 Furseth and Repstad, ‘Sociology, Theology and Religious Faith’describe your ideal sociologist of religion.
Op basis van dit hoofdstuk blijkt dat je in elke positie (insider of outsider) een bepaald vooroordeel kan hebben in het sociologisch onderzoek.
Op het eerste zicht lijkt de insider (gelovige) het meeste voordeel te hebben als hij in staat is om zijn geloof los te koppelen van het empirische onderzoek. Als insider kan je bepaalde tradities en gewoonten uit je religie beter verklaren. Een outsider zal sneller in de val lopen van de veralgemening en de vooroordelen. Als insider kan je door je kennis van de religie ook beter de verbanden leggen met de sociale context. Een outsider zal eerst moeten kennis vergaren over de religie waardoor hij mogelijks de focus verliest op het effectieve onderzoek.
Als insider zijn er weliswaar ook valkuilen. Bij een professionele sociologische benadering is een methodologisch agnosticisme vereist. Dit wil zeggen dat dat je geen uitspraak mag doen over de waarheid van het geloof. In het vormen van een conclusie dus niet verwijzen naar God maar naar het menselijke.
College 2 (Furseth and Repstadt) If you were to become a specialist in sociology of religion, which factors of your religious background /theology would you need to critically consider in order to be an objective researcher? Which benefits or dangers do you envision in order to conduct a good sociological research?
Je zal in de eerste plaats je religie moeten loskoppelen van het Goddelijke en focussen op de menselijke antropologische kant van religie en sociale context. Religie dus niet spiritueel en empathisch benaderen maar zuiver wetenschappelijk. Dit zal vooral moeilijk zijn wanneer je zoekt naar de oorzaken van religieuze fenomenen of veranderingen. Het gevaar bestaat dat je als gelovige dit benadert vanuit het handelen van God.
Positie als insider: Als insider heb je per definitie een doorgedreven kennis van je religie wat er voor zorgt dat je niet vervalt in de clichés en veronderstellingen. Als insider heb je een netwerk van mensen die je vertrouwen en kennen waardoor je beter aan de informatie geraakt die je nodig hebt voor je onderzoek. Als insider kan je religie van binnenuit bekijken (Actor’s point of view), hierdoor begrijp je bepaalde handelingen beter.
Positie als outsider: Als outsider zie je ook de negatieve kanten van een religie zonder dat je hiervoor een excuus moet hebben. Een outsider is in een betere positie om religie ‘sociologisch te gaan vergelijken met elkaar’. Als outsider kan je rationelere het onderzoek benaderen.
College 2 (Craig Martin): Explain how “power” is crucial in understanding the history of the concept of religion.
De definitie die aan religie in de geschiedenis is gegeven was steeds de definitie die door de definitie maker het beste uitkwam. Zowel op politiek vlak als op religieus vlak. bijvoorbeeld: kolonisatie werd goedgepraat vanuit de religie omdat men de ‘valse’ religies moest verdrijven. recenter kennen we het bovenstaande voorbeeld van de Yoga die door middel van hun definitie taxen proberen te ontwijken. Macht had dus een grote invloed op hoe men dacht over religie.
College 2 (Craig Martin): Which particular role has the Reformation played in the history of the concept of religion?
Voor de reformatie was er niet echt sprake van een religie. Religie (christendom) was te verweven met de staat waardoor staat en religie één was. De staat bepaalde de inhoud van de religie en de religie bepaalde de politiek. Hierdoor kreeg religie een zeer politie betekenis en invulling. De reformatie heeft ervoor gezorgd dat religie zich afscheurden van de afhankelijkheid van de staat. Religie was dus vanaf nu zuiver religie en diende los van de staat gezien te worden. door de reformatie is er ook een duidelijke kloof ontstaan binnen het christendom. deze verschillen moesten benoemd worden, er werd voor het eerst een invulling gegeven aan het woord/concept religie.
College 2 (Andrew Dawson): Explain the differences between substantive and functional definitions of religion.
The difference between substantive and functional definitions of religion is that substantive definitions try to say something about what religion is and that functional definitions say something about what religion does. Substantive definitions tend to almost completely overlook what religion actually does relative to the socio-cultural context through which it is expressed. In this respect functional definitions make an important contribution to sociology. But this approach also has its weakness in the inability to identify with any meaningful precision the differences between religion and other non-religious modes of life which fulfill the same functions. Most sociologists work with a mixture of both.
College 2 (Andrew Dawson): How does Dawson characterize the particularities of an academic approach to religion?
Firstly, Dawson notes the difficulties of coming up with a definition for what religion is. He makes distinctions between several approaches, substantive, functional and mixed definitions. Then he talks about the problems surrounding self-identification as a religion by a movement and discusses the polythetic approach as a guide to decide when a movement can be called religious. Secondly, he discusses the different dimensions in which relevant data can be pertained about religion, the macro-structural, mid-range institutional and micro-social dimensions of society. Thirdly, he finishes with a few methodological considerations, what is needed for a particular research? Quantitative or qualitative research? These are all different particularities of an academic approach to religion.
College 3 (Adam Possamai): Compare and contrast Marx’s, Durkheim’s and Weber’s views on the relation between society and religion.
Marx ziet religie voor als macht die de bestaande verhoudingen in de maatschappij versterkt en legitimeert. Voor Durkheim vallen maatschappij en religie samen, en is wat aanbeden wordt eigenlijk de samenleving. Voor Weber is religie vooral een onderliggende motivatie voor het handelen in de maatschappij, en welke waarde mensen aan hun handelen geven.
College 3 (Adam Possamai): Which of the theories relates best to your own view of societal development and the role of religion? Explain why.
Het beste past Weber. Dit omdat religie volgens mij vooral fungeert als inspiratiebron voor sociaal handelen (als het gaat om de relatie religie-maatschappij). Er valt ook wat te zeggen over de visie van Durkheim op religie. Religie en de samenleving zijn volgens mij inderdaad sterk met elkaar verbonden. Religie doet namelijk, weliswaar op metafysisch niveau, ons blik richten op huidige problematiek in de samenleving en roept ons op om deel te zijn van de oplossing. Anderzijds maakt religie ons ook ontvangbaar voor de zegeningen die we ontvangen door het deelzijn van de maatschappij. Wat de samenleving aangaat, gaat de religieuze gemeenschap ook aan. Enkel mis ik de substantiële definitie van religie bij Durkheim, want voor gelovigen is religie niet functioneel, maar een realiteit van een andere orde. Marx is dan weer negatief over religie doordat het als machtsmiddel ingezet werd in zijn tijd. Echter religie is volgens mij positief en geeft zin aan het leven.
College 3 (Grace Davie): Beschrijf hoe de VS en West-Europa beiden kunnen beschouwd worden als de ‘uitzondering’ op de twee belangrijkste theorieën over religieuze aanwezigheid in moderne maatschappijen.
Als we ervan uitgaan dat de secularisatiethese, de these dat stelt dat religie als maar meer uit de samenleving verdwijnt naarmate de samenleving moderniseert, de these die in feite enkel van toepassing is op West-Europa, ook geldt voor de rest van de wereld, dan is de VS de grote uitzondering. In de VS bestaan religieuze denominaties naast elkaar en is er een duurzame markt aanwezig. Echter als men ervan uitgaat dat de Rational-Choice these, de these dat stelt dat religies naast elkaar kunnen blijven bestaan, klopt in alle omstandigheden, dan is West-Europa de grote uitzondering. Er is in West-Europa wel een markt, maar deze is niet duurzaam, omdat religieuze minderheden, hun bestaan enkel te danken hebben aan hun eigen deelname. De markt werkt er eigenlijk niet.
College 3 (Grace Davie): Waarom is een wereldwijd referentiekader meer en meer noodzakelijk in hedendaags sociologisch onderzoek naar religieuze fenomenen?
Het is belangrijk om een wereldwijd referentiekader te hebben zodat er aan vergelijkend onderzoek kan gedaan worden. Door de verschillende thesen te toetsen met alternatieve contexten kunnen er nieuwe vragen ontstaan voor de godsdienstsocioloog en kunnen religieuze fenomenen uitgelegd worden. Een goed voorbeeld van zo’n nieuwe vraag komt uit dit artikel: ‘Waarom faalt de Europese markt om televangelisme te respecteren?’ Door de veelheid aan analyses van zulke gevallen kunnen patronen ontdekt worden, wat kan leiden tot theoretische kaders.
College 4 (Adam Possamai): Explain how David Martin’s articulation of multiple secularizations builds on theories of secularization and desecularization.
Volgens de secularisatie theorieën van o.a. Durkheim en Weber zal religie verdwijnen, omdat het moderne gedachtengoed stevig gebouwd is op de ratio en evolutie. Educatie zou ervoor zorgen dat mensen zich realiseren dat religie anachronistisch was. En toen mensen ook nog wegbleven uit de kerk was de conclusie snel getrokken dat religie verdween. Maar David Martin vond dat Durkheim en Weber te overtuigd waren van deze verdwijning en dat ze relatief weinig onderzoek deden naar de echte statistieken en historische analyse van religie. Dit leidde tot een minder sterke secularisatie these die beweerde dat religie niet verdwijnt, maar geprivatiseerd wordt en daardoor minder invloed heeft op de sociale orde. In de tijd daarna ontstonden er theorieën over desecularisatie, omdat religieuze groepen zich niet langer probeerden te voegen naar de seculiere wereld, maar in plaats daarvan alternatieve manieren voor het organiseren van de samenleving voorstelden. Religie verdwijnt niet maar zoekt nieuwe grenzen op. David Martin denkt mede door deze tegenstellende visies dat er niet één secularisatie-proces bezig is in de wereld, maar meerdere. Volgens Martin zorgt de ‘Christianization’ ervoor dat er desecularisatie plaats vindt. Verschillende landen en culturen zijn in verschillende fases van secularisatie, waardoor er dus meerdere secularisaties naast elkaar optreden. Dit lijkt op het idee van ‘multiple modernities’ van Eisenstadt dat ervan uit gaat dat er in de samenleving een constant proces gaande is van constitutie en reconstitutie van verschillende culturele programma’s, waardoor er verschillende (moderne) wereldbeelden ontstaan.
College 4 (Adam Possamai): Would you say that in modern societies “religion” has been replaced by spirituality in recent decades? Why (not)?
Op basis van de cijfers uit het onderzoek van Black, dat genoemd wordt in het artikel van Possamai (tabellen op p.62/63), denk ik dat in de moderne samenleving ‘religie’ vervangen wordt door spiritualiteit. Het is een proces dat bezig is, maar ik denk dat er nog steeds veel religieuziteit is, vooral onder oudere mensen. Ik denk dat jonge mensen een afkeer hebben gekregen van het woord ‘religie’, en daardoor ook niet bezig willen zijn met religieuze instanties. Maar op hetzelfde moment zijn zij wel op zoek naar antwoorden op levensvragen vanuit hun ‘innerlijke’, de ziel. De antwoorden zoekt men tegenwoordig in spiritualiteit, op een meer individueel niveau in plaats van institutioneel. Terwijl ze soms wel bij een religie uitkomen. (artikel zelf lezen om mening te vormen
College 4 (José Casanova): Leg het belang uit van Eisenstad’s concept over ‘meerdere moderniteiten’ (‘Multiple modernities’) voor de hedendaagse sociologische studie over religie wereldwijd.
Het concept van meerdere moderniteiten, is als eerst ontwikkelt door S.N. Eisenstadt, het is een adequate, geconceptualiseerd en pragmatische visie op moderne wereldwijde trends van seculier kosmopolitisme wat clasht met beschaving. Het is beide zegt Eisenstadt, een beschaving onder moderniteit en de continue transformatie van premoderne historische beschaving onder moderne condities. Dit helpt bij het vorm geven aan meerdere moderniteiten. Het helpt om hedendaags de onderscheiding te maken tussen de traditionele of de postmoderne vormen van samenlevingen omtrent religie.
College 4: Stark and Finke list 5 elements that are ascribed to the Old School and 10 to the New. List as many features as you can, from those discussed in this article.
1) Religion as false and harmful; harmful as it serves the ruling elite and exploits the masses.
2) Religion as doomed; secularization theory.
3) Religion as an epiphenomenon; as just a reflection of more fundamental social phenomena.
4) Religion as a psychological phenomenon; not as a social phenomenon but focusing on the inner life of individuals.
5) Religion as to condemned for its harmful effects of religious pluralism and the superiority of monopoly faiths.
New paradigm:
1) Religion as beneficial for the health of the individual
2) Religion can not be claimed to be harmful for society
3) No consistent relationship between religious participation and modernization (secularisatiethese klopt niet)
4) Seeking religious causes for religious phenomena instead of social causes
5) Study religious phenomena more in a social way, than psychological
6) Religion as a subsystem within the social system: a religious economy; study in the context of the sociocultural environments
7) Study from the preposition that human, when faced with choices, try to select the most rational and reasonable option: the rationality axiom.
8) humanism
9) religieus pluralisme is te verkiezen boven religieuze superioriteit
10)
College 4 (Stark and Finke) Explain why the New Paradigm has appeared.
The new paradigm formed during the 1950s and 1960s, whenever more and more research findings were contractionary to the old paradigm. This strain between the received theoretical wisdom and the expanding corpus of research findings necessitated a new paradigm. The new paradigm not only rejects each of the elements outlined above, it proposes the precise opposite of each.