Vrag / Antwwoord Flashcards

1
Q

Wie is de volgende?

A

Dat ben ik!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dat ben ik!

A

Wie is de volgende?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kan ik u helpen?

A

Ik had graag …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik had graag …

A

Kan ik u helpen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is dat alles?

Dat zal het zijn?

A

Ja, dat is alles.
Ja, dat zal het zijn.

Nee, ik had graag nog …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ja, dat is alles.
Ja, dat zal het zijn.

Nee, ik had graag nog …

A

Is dat alles?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nog iets anders?

A

Ja, ik had graag nog …

Nee, dat is alles.
Nee, dat zal het zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ja, ik had graag nog …

Nee, dat is alles.
Nee, dat zal het zijn.

A

Nog iets anders?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mag er iets meer zijn?

A

Ja, dat is goed.

Nee, zo is het goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ja, dat is goed.

Nee, zo is het goed.

A

Mag er iets meer zijn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel moet ik u?

A

Dat is … €.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dat is … €.

A

Hoeveel moet ik u?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hebt u niets kleiners?

Kunt u soms passen?

A

Ik zal even kijken…

Nee, het spijt me.
Ja, dat luck wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik zal even kijken…

Nee, het spijt me.
Ja, dat luck wel

A

Hebt u niets kleiners?

Kunt u soms passen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik heb de advertentie gelezen.

Is de … nog te koop?

A

Jazeker!

Nee, het spijt me.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Jazeker!

Nee, het spijt me.

A

Ik heb de advertentie gelezen.

Is de … nog te koop?

17
Q

Ik heb nog een aantal vragen.
Ik heb nog een paar vragen.
(stelt vragen)

A

Ja.

geeft antwoord op de vragen

18
Q

Ja.

geeft antwoord op de vragen

A

Ik heb nog een aantal vragen.
Ik heb nog een paar vragen.
(stelt vragen)

19
Q

Wanneer kan ik eens komen kijken?

A

Op … misschien?

20
Q

Op … misschien?

A

Wanneer kan ik eens komen kijken?

21
Q

Oké, wat is jouw adres?

A

Dat is … (adres)

22
Q

Dat is … (adres)

A

Oké, wat is jouw adres?

23
Q

Excuseer Meneer/Mevrouw, kunt u mij helpen?

A

Jazeker, wat is er?

24
Q

Jazeker, wat is er?

A

Excuseer Meneer/Mevrouw, kunt u mij helpen?

25
Q

Ik ben mijn zoon/dochter kwijt.

Hebt u hem/haar misschien gezien?

A

Hoe ziet hij/zij eruit?

dat is het antwoord

26
Q

Hoe ziet hij/zij eruit?

dat is het antwoord

A

Ik ben mijn zoon/dochter kwijt.

Hebt u hem/haar misschien gezien?

27
Q

Hij/Zij draagt …

beschrijft de jongen/het meisje

A

Hoe ziet hij/zij eruit?

dat is de vraag

28
Q

Hoe ziet hij/zij eruit?

dat is de vraag

A

Hij/Zij draagt …

beschrijft de jongen/het meisje

29
Q

(beschrijft de jongen/het meisje)

Hebt u hem/haar misschien gezien?

A

Ja, ik heb hem/haar gezien.
hier is hij/zij!

Het spijt me, ik heb hem/haar niet gezien.

30
Q

Ja, ik heb hem/haar gezien.
hier is hij/zij!

Het spijt me, ik heb hem/haar niet gezien.

A

(beschrijft de jongen/het meisje)

Hebt u hem/haar misschien gezien?