Vrag / Antwwoord Flashcards
Wie is de volgende?
Dat ben ik!
Dat ben ik!
Wie is de volgende?
Kan ik u helpen?
Ik had graag …
Ik had graag …
Kan ik u helpen?
Is dat alles?
Dat zal het zijn?
Ja, dat is alles.
Ja, dat zal het zijn.
Nee, ik had graag nog …
Ja, dat is alles.
Ja, dat zal het zijn.
Nee, ik had graag nog …
Is dat alles?
Nog iets anders?
Ja, ik had graag nog …
Nee, dat is alles.
Nee, dat zal het zijn.
Ja, ik had graag nog …
Nee, dat is alles.
Nee, dat zal het zijn.
Nog iets anders?
Mag er iets meer zijn?
Ja, dat is goed.
Nee, zo is het goed.
Ja, dat is goed.
Nee, zo is het goed.
Mag er iets meer zijn?
Hoeveel moet ik u?
Dat is … €.
Dat is … €.
Hoeveel moet ik u?
Hebt u niets kleiners?
Kunt u soms passen?
Ik zal even kijken…
Nee, het spijt me.
Ja, dat luck wel
Ik zal even kijken…
Nee, het spijt me.
Ja, dat luck wel
Hebt u niets kleiners?
Kunt u soms passen?
Ik heb de advertentie gelezen.
Is de … nog te koop?
Jazeker!
Nee, het spijt me.
Jazeker!
Nee, het spijt me.
Ik heb de advertentie gelezen.
Is de … nog te koop?
Ik heb nog een aantal vragen.
Ik heb nog een paar vragen.
(stelt vragen)
Ja.
geeft antwoord op de vragen
Ja.
geeft antwoord op de vragen
Ik heb nog een aantal vragen.
Ik heb nog een paar vragen.
(stelt vragen)
Wanneer kan ik eens komen kijken?
Op … misschien?
Op … misschien?
Wanneer kan ik eens komen kijken?
Oké, wat is jouw adres?
Dat is … (adres)
Dat is … (adres)
Oké, wat is jouw adres?
Excuseer Meneer/Mevrouw, kunt u mij helpen?
Jazeker, wat is er?
Jazeker, wat is er?
Excuseer Meneer/Mevrouw, kunt u mij helpen?
Ik ben mijn zoon/dochter kwijt.
Hebt u hem/haar misschien gezien?
Hoe ziet hij/zij eruit?
dat is het antwoord
Hoe ziet hij/zij eruit?
dat is het antwoord
Ik ben mijn zoon/dochter kwijt.
Hebt u hem/haar misschien gezien?
Hij/Zij draagt …
beschrijft de jongen/het meisje
Hoe ziet hij/zij eruit?
dat is de vraag
Hoe ziet hij/zij eruit?
dat is de vraag
Hij/Zij draagt …
beschrijft de jongen/het meisje
(beschrijft de jongen/het meisje)
Hebt u hem/haar misschien gezien?
Ja, ik heb hem/haar gezien.
hier is hij/zij!
Het spijt me, ik heb hem/haar niet gezien.
Ja, ik heb hem/haar gezien.
hier is hij/zij!
Het spijt me, ik heb hem/haar niet gezien.
(beschrijft de jongen/het meisje)
Hebt u hem/haar misschien gezien?