Vocabulary - NL2GR Flashcards

1
Q

De droom

A

Όνειρο

De dromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarmaken

A

Πραγματοποιώ

Dromen waarmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bedrijfskunde

A

Διοίκηση Επιχειρήσεων

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De reden

A

The reason

Ο λόγος

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beiden

A

Both

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zinsvolgorde

A

Συνταξη

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De orde

A

Τάξη

Ik breng mijn huis op orde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In het algemeen

A

In general

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uitwaaien

A

Να σε φυσήξει ο αέρας να ξεχαστείς

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overdreven

A

Υπερβολή

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wetenschap

A

Science

Geen exacte wetenschappen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gedeelte

A

Afdeling

Μάθημα σχολής

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Overtuigen

A

Convince

Ik wilde austronaut worden maar mijn familie overtuigde mij om dit niet te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verschillende

A

Various

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op hun manier

A

Με τον τρόπο τους

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderneming

A

Επιχείρηση

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Nieuwsguerig

A

Περίεργος

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ten eerste,

Eerst,

A

Πρώτα

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ligging

A

Τοποθεσία

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Verbindingen

A

Connection

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Aanmeldingen

A

Εγγραφές

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Het aantal

A

Ο αριθμός

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Ten opzichte van

A

Συγκριτικά με

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Melden

A

Report

> meldden > gemeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Kansen

A

Opportunities

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Toename

A

Increase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

De Oorzaak

A

De reden

Ο λόγος

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Stijgen > stijging

A

Increase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Inschrijvingen

A

Εγγραφές

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

In vergelijking met

A

Σε σύγκριση με

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Vereniging

A

Association

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Stellen

A

Set
Adjust
State

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Komend

A

Coming

34
Q

Voorbereid

A

Preparex

35
Q

Forse

A

Grote

Hefty

36
Q

Aangeven

A

Indicate

37
Q

Meestal

A

Mostly

38
Q

Daarom

A

Therefore

39
Q

Veranderingen

A

Changes

40
Q

Steun

A

Support

41
Q

Afronden

A

Complete

42
Q

Eigenlijk

A

Στην πραγματικότητα

43
Q

De werkelijkheid

A

Πραγματικότητα

44
Q

Behoren tot

A

Ανήκω

45
Q

Gezamenlijk

A

Samen

46
Q

Indruk

A

Εντύπωση
Ik heb een goede indruk van jou
Hij heeft indruk op mij gemaakt

47
Q

Indrukwekkend

A

Εντυπωσιακός

48
Q

Wekken

A

Ξυπνάω

49
Q

Onwaarschijnlijkste

A

Απίθανα

50
Q

Waarschijnlijk

A

Πιθανώς
Mischien
Waarschijnlijk komt ik morgen

51
Q

Schuin

A

Διαγώνια

52
Q

De uitdaging

A

Πρόκληση
Dat is een grote uitdaging voor mij
Hij daagt mij uit = με προκαλεί συνέχεια

53
Q

Voorkomen

A

Prevent

Voorkomen ia beter dan genezen

54
Q

Belasten

>de last

A

Βαραινω
> το βάρος

Ik heb last van de buren = ενοχλούμαι από το γείτονα

55
Q

Afzeggen

A

Ακυρώνω

56
Q

Verzetten

A

Reschedule

57
Q

Uitgebreid

A

Λεπτομερής, διευρυμένο

Uitgebreid verslag = detailed report

58
Q

Beknopt

A

Short

59
Q

Dat hangt ervaan af

A

Εξαρτάται
Dat ligt eraan

Dat hangt van de plats af = εξαρτάται από το μέρος

60
Q

Afhankelijk

A

Εξαρτάται

61
Q

De aanval

> aanvallen

A

Επίθεση

62
Q

De verdediging

>verdedigen

A

Άμυνα

63
Q

Voorstelling

A

Παράσταση

Ik ga naar een theatervoorstelling voor kinderen kijken

64
Q

Eeuwige trouw

A

Αιώνια πίστη

65
Q

Binnenkort

A

Σύντομα

66
Q

Over drie maanden

A

Σε 3 μήνες

67
Q

Dorpen

A

Χωριά

÷ stad = πόλη

68
Q

Geleden

A

Ago

3 weken geleden

69
Q

Doordeweeks

A

Καθημερινές

70
Q

Ruim

A

Άνετο, πάνω από
Een ruime woning
Ik was ruim op tijd

71
Q

Afronden

A

Ολοκληρώνω

72
Q

Hoge toelatingseisen

A

> toelating = είσοδος
eisen = προϋποθέσεις

Υψηλές απαιτήσεις εισόδου

73
Q

Afschuwelijk

A

Απαίσιο

74
Q

Vreselijk

A

Απαίσιο

75
Q

Lijden

A

Suffer

76
Q

Leiden

A

Lead

>geleid

77
Q

Ik studeer…

A

Ik studeer aan/op

78
Q

Strenge

A

Strict

79
Q

Op school zitten

A

Πάω σχολείο

80
Q

Daarna

A

Afterwards