Vocabulary Flashcards
1
Q
Ultiem, karakteristiek
A
Quintessential
2
Q
Hedendaags
A
Contemporary
3
Q
Gewoontes
A
Customs
4
Q
Schilderachtig
A
Picturesque
5
Q
Schilderachtig
A
Scenic
6
Q
Fascinerend, boeiend
A
Fascinating
7
Q
Intrigerend, interessant
A
Intriguing
8
Q
Ontzagwekkend
A
Awe-inspiring
9
Q
Geweldig, fantastisch
A
Awesome
10
Q
Adembenemend
A
Breathtaking
11
Q
Boeiend, fascinerend
A
Captivating
12
Q
Oogverblindend
A
Dazzling
13
Q
Uitzicht
A
Vista
14
Q
Indrukwekkend, spectaculair
A
Dramatic
15
Q
Groots, indrukwekkend
A
Magnificent
16
Q
Fenomenaal, buitengewoon
A
Phenomenal
17
Q
Verbazingwekkend, verbazend
A
Amazing
18
Q
Sensationeel
A
Sensational
19
Q
Spectaculair
A
Spectacular
20
Q
Schitterend, prachtig
A
Splendid
21
Q
Opvallend
A
Striking
22
Q
Verbluffend, beeldschoon
A
Stunning
23
Q
Opmerkelijk
A
Remarkable
24
Q
Magisch
A
Magical
25
Wonderbaarlijk
Wondrous
26
Legendarisch, episch
Epic
27
Opwindend, aangrijpend
Thrilling
28
Opwindend
Exciting
29
Vermakelijk, amusant
Entertaining
30
Uniek, uitzonderlijk
Unique
31
Inspirerend
Inspiring
32
Enthousiast zijn over iets, dol zijn op
To be keen on
33
Staan popelen, heel enthousiast zijn over iets
To be eager to
34
Onder de indruk zijn
To be impressed by
35
Verbaasd, verbluft
To be amazed by
36
Zeer gelukkig zijn over iets
To be over the moon
37
Overrompeld, overweldigd
To be overwhelmed by
38
Zeer gelukkig/ enthousiast zijn over iets
To be thrilled about/to be stoked
39
Niet kunnen wachten om iets te zien of doen
Can’t wait to
40
Iets in je armen, je hart sluiten
To embrace
41
Het blijft me verbazen
It never fails to amaze
42
Het is adembenemend
It takes my breath away
43
Helder
Clear
44
Geothermisch
Geothermal
45
Welig
Lush
46
Voor de kust liggend
Offshore
47
Afgelegen
Remote
48
Golvend
Rolling
49
Ruw, ruig
Rugged
50
Hellend
Sloping
51
Steil
Steep
52
Onderaards
Subterranean
53
Thermisch
Thermal
54
Enorm groot, uitgestrekt
Vast
55
Groen, met gras bedekt
Verdant
56
Vulkanisch
Volcanic
57
Landschap
Scenery
58
Kaal, droog
Barren
59
Een bestemming
A destination
60
Een budget
A budget
61
Een reis-/routebeschrijving
An itinerary
62
Logies, verblijf
Accommodation
63
Een inenting
A vaccination
64
Een visum
A visa
65
Een munteenheid
A currency
66
Een kaart
A map
67
Een woordenlijst
A glossary
68
Inwoner van Nieuw-Zeeland
A kiwi
69
Een kiwi
Vogel die in Nieuw-Zeeland voorkomt
A kiwi
70
Endemisch, een soort die alleen in een bepaald gebied voorkomt en nergens anders
Endemic
71
Nachtelijk
Nocturnal
72
Inheems
Indigenous
73
Een tektonische plaat
A tectonic plate
74
Een plaag
A pest
75
Bestrijding van plagen
Pest control
76
Een haven
A harbour
77
Hoogbouw, een appartementsgebouw
A high-rise
78
Een wolkenkrabber
A skyscraper
79
Een bezienswaardigheid, herkenningspunt
A place of interest, a landmark
80
Een openbare ruimte
A public space
81
Een wijk, een buurt, een stadsdeel
A borough, a neighbourhood, a district
82
Een woongebied
A residential area
83
Een voorstad, een buitenwijk
A suburb
84
De stadsrand
The outskirts
85
Opstopping, overbelasting
Congestion
86
De capaciteit
A capacity
87
Levendig, vrolijk
Lively
88
Bruisend
Bustling
89
Typisch voor een wereldstad
Cosmopolitan
90
Toegang hebben tot
To have access to
91
Vastgoed
Real estate
92
Een inwoner, een bewoner
A resident
93
Huur betalen
To pay rent
94
Een beweegreden
A motive
95
Vluchten
To flee
96
Vervolging
Persecution
97
Onderdrukking
Oppression
98
Ballingschap
Exile
99
Hongersnood
Famine
100
Verhongering
Starvation
101
Zich vestigen
To settle
102
Een kolonist
A settler
103
Een nederzetting
A settlement
104
Een geloof belijden
To practise a religion
105
Een bevolking
A population
106
Een minderheid
A minority
107
Een meerderheid
A majority
108
Een volkstelling
A census
109
Een smeltkroes
A melting-pot
110
Asiel aanvragen
To seek asylum/refuge
111
Asiel verlenen
To grant asylum/refuge
112
Samenleven
To co-exist
113
Herkomst, afkomst
Ethnicity
114
Een etnische minderheid
An ethnic minority
115
Spanning
Tension
116
Verdraagzaamheid
Tolerance
117
Onverdraagzaamheid, bekrompenheid
Bigotry
118
Terughoudendheid
Reluctance
119
Afkeer, afgunst
Resentment
120
Gastvrijheid
Hospitality
121
Vijandigheid
Hostility
122
Vreemdelingenangst, vreemdelingenhaat
Xenophobia
123
Toelaten
To allow
124
Weigeren
To deny
125
Ondersteunen
To support
126
Zich verzetten tegen
To oppose
127
Buitenhouden
To keep out
128
Deporteren, uitwijzen
To deport
129
Een bedrijf leiden
To run a business
130
Werknemers aannemen
To hire employees
131
Werknemers ontslaan
To lay off employees
132
Tewerkstelling
Employment
133
Beroepsbevolking, personeelsbestand
A workforce
134
Het aanbod
Supply
135
De vraag
Demand
136
Een arbeidsmarkt
A job market
137
Welvaart, uitkering
Welfare
138
Produceren, vervaardigen
To manufacture
139
Een fabrieksbaan, een job in de productie
A manufacturing job
140
Productie
Manufactured
141
Verwerkte producten
Goods
142
Handel drijven
To trade
143
Handelswaar
Trading goods
144
Industrie
Industry
145
Industrieel
Industrial
146
Landbouw
Agriculture
147
Agrarisch
Agricultural, agrarian
148
Bedrijfsgericht
Business-oriented
149
Een deeleconomie
A sharing economy
150
De inkomsten
Income
151
De uitgaven
Expenses
152
Een omzet
A revenue
153
Een winst
A profit
154
Een verlies
A loss
155
Een overmaat, een overschrijding
An excess
156
Buitensporig
Excessive
157
Investeren
To invest
158
Een investering
An investment
159
Een investeerder
An investor
160
Een kapitaal
A capital
161
Geld lenen, een lening aangaan
To take a loan
162
Geld lenen aan, een lening geven
Lend money to, to give a loan
163
Een rentevoet
An interest rate
164
Een schuld
A debt
165
Schulden opstapelen
To accumulate debt
166
Blut zijn, geen geld overhouden
To go broke
167
Faillissement
Bankruptcy
168
Failliet gaan
To go bankrupt
169
Het faillissement aanvragen
To file for bankruptcy
170
Een aandelenbeurs
A stock exchange
171
Een aandeel
A share
172
Een aandeelhouder
A shareholder
173
Een financiële markt
A financial market
174
Een munteenheid
A currency
175
De kosten voor levensonderhoud
The cost of living
176
Geld verdienen
To make a buck
177
Rijk zijn
To be loaded
178
Een ruwe schatting
A ballpark figure
179
Een dichtgetimmerde ruit
A boarded-up window
180
Een voedingsbodem voor
A breeding ground for
181
Een kerkgemeenschap
A congregation
182
Een fractie van een seconde
A split second
183
Een volksstam
A tribe
184
In het belang van, met het oog op
For the sake of
185
Inheems, oorspronkelijk
Indigenous
186
Verspreid, versnipperd
Scattered
187
Te veel kosten
To break the bank
188
Onafhankelijkheid schenken aan
To grant independence to
189
De prijs betalen/boeten voor
To pay the price of
190
Met harde hand regeren
To rule with an iron fist
191
De storm doorstaan
To weather the storm