Vocabulario: Unidad 2 Flashcards
ontmoeting
el encuentro
dierenarts
el/la veterinario/a
Nederlander / Nederlandse
el/la holandés/esa
Leraar/lerares
el/la profesor/a
Taxichauffeur
el/la taxista
ik kom uit…
soy de..
uit …. komen
Ser de….
mijn beroep
mi profesión
monteur
el/la mecánico/a
kok/in
el/la cocinero/a
ik leef, ik woon
vivo
ik werk
trabajo
Pardon
Pérdon
Bent u de heer Pons?
¿Es usted el señor Pons?
Heer, meneer
el señor
Dat ben ik
Soy yo
Aangenaam
Mucho gusto
Aangenaam
Encantado/a
Vrouw, mevrouw
la señora
Hoe gaat het met u?
¿Cómo está usted?
Heel goed
Muy bien
Bedankt
Gracias
En met u?
¿Y usted?
Jij bent
Tú eres
niet(waar)?, toch?
¿Verdad?
jullie zijn
Vosotras sois
vriend(in)
el/la amigo/a
U (meervoud)
ustedes
Nietwaar?
¿No?
Waar komt u vandaan?
¿De dónde es usted?
Wij zijn
somos
Zijn
ser
Hij
él
zij (enkelvoud)
ella
wij
nosotros/as
jullie
vosotros/as
zij (meervoud)
ellos, ellas
Hoe gaat het met je?
¿Cómo estás?
Het gaat wel
Regular
Verschrikkelijk!
¡Fatal!
Hoe heten deze steden in het Spaans?
¿Cómo se llaman estas ciudades en español?
uit … komen
ser de …
Luister (naar)
escuche
hoe schrijf je … ?
¿Cómo se escribe … ?
met
con
accent
el acento
zonder
sin
alfabet
el alfabeto
kleine letter m
m minúscula
hoofdletter m
m mayúscula
trema
la diéresis
Latijns-Amerika
Latinoamerica
b (lange b)
be larga
v (korte b)
be corta
reservering
la reserva
eenpersoonskamer
la habitación individual
tweepersoonskamer
la habitación doble
bad
el baño
oktober
octubre
naam
el nombre
achternaam
el apellido
Wat doet u (voor werk)?
¿Qué hace usted?
Personeelsadvertentie
la oferta de empleo
(hij/zij) zoekt
busca
verpleegkundige
el/la enfermero/a
Onderneming
la empresa
textiel-
textil
(hij/zij) heeft nodig
necesita
vertegenwoordig(st)er
el/la representante
ervaring
la experiencia
sturen, zenden
enviar
cv, curriculum vitae
el currículum vitae
el / la recepcionista
receptionist(e)
contact opnemen met
contactar
bank
el banco
Ibero-Amerikaans
iberoamericano/a
(hij/zij) biedt aan
ofrece
stage(plaats)
las prácticas