Vocabulario Flashcards
1
Q
Hola
A
Hallo
2
Q
Y tú
A
En jij
3
Q
Bien
A
Goed
4
Q
No
A
Nee
5
Q
Si
A
Ja
6
Q
La piscina
A
Het zwembad
7
Q
El camping
A
De camping
8
Q
Me llamo
A
Ik heet
9
Q
Hablas
A
Je spreekt
10
Q
Vamos
A
Wij gaan
11
Q
Vas
A
Jij gaat
12
Q
Voy
A
Ik ga
13
Q
Soy
A
Ik ben
14
Q
Es
A
Het
15
Q
Inglés
A
Engels
16
Q
Qué tal
A
Hoe gaat het
17
Q
Hasta pronto
A
Tot gauw
18
Q
Buenos días
A
Goedendag
19
Q
Dónde
A
Waar
20
Q
Yo
A
Ik
21
Q
Muy
A
Heel erg
22
Q
También
A
Ook
23
Q
Fantástico
A
Fantastisch
24
Q
Grande
A
Groot
25
En Barcelona
In Barcelona
26
El chico
De jongen
27
La chica
Het meisje
28
El amigo
De vriend
29
La amiga
De vriendin
30
La hermana
De zus
31
El hermano
De broer
32
La tienda
De tent
33
Las vacaciones
De vakantie
34
La ciudad
De stad
35
El pueblo
Het dorp
36
Tengo
Ik heb
37
Tenemos
Wij hebben
38
Tiene 14 años
Hij is 14 jaar
39
Tengo 15 años
Ik ben 15 jaar
40
Vivo en
Ik woon in
41
Se llama
Hij heet
42
Te llamas
Jij heet
43
Buenas noches
Goedenavond
44
Hasta luego
Tot ziens
45
Bien hecho
Goed gedaan
46
Primero
Eerste
47
Último
Laatste
48
Cerca de
Vlakbij
49
Cantar
Zingen
50
El presentador
De presentator
51
El participante
De deelnemer
52
La participante
De deelneemster
53
La canción
Het liedje
54
La canción preferida
Het lievelingsliedje
55
El número de teléfono
Het telefoonnummer
56
El hijo
De zoon
57
La hija
De dochter
58
Verde
Groen
59
Violeta
Paars
60
Rosa
Roze
61
Marrón
Bruin
62
Naranja
Oranje
63
Gris
Grijs
64
Azul
Blauw
65
Amarillo
Geel
66
Negro
Zwart
67
Blanco
Wit
68
Rojo
Rood
69
Holanda
Nederland
70
Holandés
Nederlands
71
Inglaterra
Engeland
72
Inglés
Engelse
73
España
Spanjaard
74
Alemania
Duitsland
75
Y tú
En jij
76
Goed
Bien
77
El amigo
De vriend
78
También
Ook
79
Dónde
Waar
80
Hasta pronto
Tot gauw
81
Cerca de
Dichtbij
