Vocabulaire Tour 2: étape 1 Flashcards
1
Q
Een sticker
A
Un autocollant
2
Q
Een brievenbus
A
Une boite aux lettres
3
Q
Een kartonnen doos
A
Une boite en carton
4
Q
Een uitwisseling
A
En échange
5
Q
Een rek
A
Une étagère
6
Q
De werking, het functioneren
A
Le fonctionnement
7
Q
Het materiaal
A
Le matériel
8
Q
Een voorwerp
A
Un objet
9
Q
Het delen
A
Le partage
10
Q
Een pictogram
A
Un pictogramme
11
Q
Het uitlenen
A
Un prêt
12
Q
Een dienst
A
Un service
13
Q
Een (deur)bel
A
Une sonnette
14
Q
Een stofzuiger
A
Un aspirateur
15
Q
Een (keuken)weegschaal
A
Un balance (de cuisine)
16
Q
Een ladder
A
Une échelle
17
Q
Een grill
A
Un grill
18
Q
Een zaklamp
A
Une lampe de poche
19
Q
Een naaimachine
A
Une machine à coudre