Vocabulaire Rit 5 Flashcards
1
Q
De aanwezigheid
A
La présence
2
Q
De afspraak
A
L’accord - le rendez-vous
3
Q
De armoede
A
La pauvreté
4
Q
De armoedebestrijding
A
La lutte contre la pauvreté
5
Q
De behulpzaamheid
A
La serviabilité
6
Q
De bejaarde
A
La personne âgée
7
Q
De duurzaamheid
A
La durabilité
8
Q
De eerlijkheid
A
L’honnêteté
9
Q
De gelijkheid
A
L’égalité
10
Q
Duidelijk
A
Clair
11
Q
Meebeslissen
A
Ci-décider
12
Q
Overtuigen
A
Convaincre
13
Q
Steunen
A
Soutenir
14
Q
Verplichten
A
Obliger
15
Q
Wissen
A
Effacer
16
Q
Zich inspannen
A
Faire des efforts
17
Q
Overtreden
A
Enfreindre
18
Q
Naleven
A
Mettre en pratique
19
Q
Rommelig
A
En désordre
20
Q
In verband met
A
En rapport avec
21
Q
Het pluimpje
A
Compliment
22
Q
Zodra
A
Dès que
23
Q
Zich inschrijven voor
A
S’inscrire à
24
Q
Zich bemoeien met
A
Se mêler de
25
Afstaan aan
Céder à
26
Bezorgd zijn voor/over
Être préoccupé de
27
Samenhangen met
Être en rapport avec
28
Meewerken aan
Collaborer à
29
Overleggen met
Se concerter avec
30
Trouwens
D’ailleurs
31
Op zijn gemak
A son aise
32
Belang hechten aan
Accorder de l’importance à
33
Stelen
Voler
34
Overdrijven
Exagérer
35
Bepalen
Déterminer
36
Gelijk
Équitable
37
Het ondernemerschap
L’esprit d’équipe
38
De veiligheid
La sécurité
39
Het begrip
La compréhension
40
Het onderwerp
Le sujet
41
Het regel
La règle
42
De vrede
La paix
43
De verdraagzaamheid
La tolérance
44
Het doorzettingsvermogen
La persévéra
45
Het recht
Le droit
46
De positieve instelling
L’attitude positive
47
De straf
La punition
48
De waarde
La valeur
49
De liefdadigheid
La charité
50
De omstandigheid
La circonstance
51
De mening
L’avis
52
De rechtvaardigheid
La justice
53
Het verslag
Le rapport
54
Het vrijwilligerswerk
Le travail de bénévole
55
Toekomstig
Futur
56
Ongerust
Inquiet
57
Gedienstig
Serviable
58
Vast
Fixe
59
Toegeven
Avouer
60
Uitsluiten
Exclure
61
Vastleggen
Fixer
62
Verwijten
Reprocher
63
Liegen
Mentir
64
Haten
Haïr
65
Beleven
Vivre
66
Gehoorzamen
Obéir
67
Beperken
Limiter
68
Bereiken
Atteindre
69
Uitleggen
Expliquer
70
Indien
Si
71
Voor zichzelf opkomen
Défendre son bon droit
72
Iedereen aan bod laten komen
Permettre à chacun de s’exprimer
73
Aangezien
Vu que
74
Overtuigen van
Convaincre de
75
Opkomen voor
Subvenir à
76
Misbruik maken van
Abuser de
77
Invloed uitoefenen op
Exercer de l’influence sur
78
Getuigen van
Témoigner de
79
Zeuren over
Se plaindre de
80
Zich bemoeien met
Se mêler de
81
Verschillen van
Être différent de
82
Zich bekeren tot
Se convertir à
83
Lijden onder
Pâtir de
84
Legeren bij
Loger chez
85
Verhelpen
Remédier
86
Ontvangen
Recevoir
87
Dwingen
Forcer
88
Bezoeken
Visiter
89
Bidden
Prier
90
Achterlaten
Laisser derrière soi
91
Aflopen
Se terminer
92
Afstaan
Céder
93
Afsluiten
Fermer
94
Opnemen
Admettre