Vocabulaire Rit 5 Flashcards
De aanwezigheid
La présence
De afspraak
L’accord - le rendez-vous
De armoede
La pauvreté
De armoedebestrijding
La lutte contre la pauvreté
De behulpzaamheid
La serviabilité
De bejaarde
La personne âgée
De duurzaamheid
La durabilité
De eerlijkheid
L’honnêteté
De gelijkheid
L’égalité
Duidelijk
Clair
Meebeslissen
Ci-décider
Overtuigen
Convaincre
Steunen
Soutenir
Verplichten
Obliger
Wissen
Effacer
Zich inspannen
Faire des efforts
Overtreden
Enfreindre
Naleven
Mettre en pratique
Rommelig
En désordre
In verband met
En rapport avec
Het pluimpje
Compliment
Zodra
Dès que
Zich inschrijven voor
S’inscrire à
Zich bemoeien met
Se mêler de
Afstaan aan
Céder à
Bezorgd zijn voor/over
Être préoccupé de
Samenhangen met
Être en rapport avec
Meewerken aan
Collaborer à
Overleggen met
Se concerter avec
Trouwens
D’ailleurs
Op zijn gemak
A son aise
Belang hechten aan
Accorder de l’importance à
Stelen
Voler
Overdrijven
Exagérer
Bepalen
Déterminer
Gelijk
Équitable
Het ondernemerschap
L’esprit d’équipe