vocabulaire piste 5 Flashcards
ik denk dat
je pense que
ik denk dat
je crois que
ik vind dat
je trouve que
ik weet niet of
je ne sais pas si
ik heb de indruk daat
j’ai l’impression que
het is inderdaad zo dat
c’est vrai que
ik geef toe dat
c’est vrai que
volgens mij
d’après moi
volgens mij
à mon avis
ik begrijp dat
je comprends que
eerlijk gezegd
franchement
ik ga volledig akkoord
tout à fait d’accord
je hebt gelijk
tu as raison
inderdaad
en effet
wees gerust
sois tranquille
ja maar
oui mas
ik ga niet akkoord
je ne suis pas d’accord
helemaal niet
pas du tout
komaan
voyons
komaan
mais enfin
eerst en vooral
tout d’abord
ten eerste
premièrement
ten eerste
en premier lieu
trouwens
d’ailleurs
vervolgens
ensuite
verder
puis
ten tweede
deuxièmement
niet alleen maar ook
non seulement mais aussi
uiteindelijk
finalement
tenslotte
enfin
dus
donc
dus
alors
kortom
bref
als besluit
conclusion
het conflict
le conflit
het koppel
le couple
de scheiding
le divorce
het enig kind
l’enfant unique
de tweelingbroer
le jumeau
de band
le lien
het huwelijk
le mariage
het lid
le membre
de weduwnaar
le veuf
de discussie
la discussion
de ruzie
la dispute
de opvoeding
l’éducation