Vocabulaire Flashcards
0
Q
Le pays
A
Het land
1
Q
Le courant
A
De stroom
2
Q
La tempête
A
De storm
3
Q
Le tonnerre
A
De donder
4
Q
Coups d’éclair
A
Blikseminslagen
5
Q
Sec
A
Droger (het droog)
6
Q
Le temps
A
Het weer
7
Q
+ humide
A
Vochtiger (het vocht)
8
Q
Ouragans
A
Orkanen
9
Q
L’animal
A
Het dier
10
Q
Le courant d’air
A
De tocht
11
Q
Le mercure
A
Het kwik
12
Q
Diminuer
A
Daalen
13
Q
Augmenter
A
Stijgen
14
Q
Bas
A
Laag
15
Q
Haut
A
Hoog
16
Q
Au dessus
A
Boven
17
Q
Le point de gel
A
Het vriespunt
18
Q
Banc de brouillard
A
De mistbank
19
Q
Route humide
A
Natte weg
20
Q
L’accident // le malheur
A
Het ongeluk
21
Q
Nébulosité
A
De bewolking
22
Q
Le nuage
A
De wolk
23
Q
Le ciel
A
De hemel
24
Visible
Zichtbaar
25
Averses locale
Lokale buien
26
Partout
Overal
27
L'inondation
De overstromingen
28
L'orage
Het onweer
29
Éclaircie
De opklaring
30
Lumière
Het licht
31
Météo impétueuse et humide
Onstuimig en vochtig weer
32
De ochtendspits
L'heure de pointe du matin
33
Bon matin
Glad ochtendspits
34
De l'air pur
Zuivere lucht
35
Zone de pluie
Regenzone
36
Précipitations
Neerslag
37
Refroidir
Afkoelen
38
Souffler // tourbillonner
Doorwaaien
39
Averses hivernale
Winterse buien
40
Basse pression
Laag druk
41
Chargé
Beladen
42
Neige fondante
Smeltende sneeuw
43
Variées
Schommelen
44
Bourrasque
Rukwind
45
Le pèse personne
De weegschaal
46
Brosse
De (haar) borstel
47
Le robinet
De kraan
48
Pommeau de douche
De douchekop
49
Un gobelet
De beker
50
Dentifrice
De tandpasta
51
Le savon
De zeep
52
Sèche cheveux
De haardroger
53
Le peigne
De kam
54
Le parfum
Het parfum
55
La maison
Het huis
56
Le rasoir
Het scheerapparaat
57
La serviette de bain
De handdoek
58
Un miroir
De spiegel
59
Papier toilette
Het toiletpapier
60
Le lavabo
De lavabo
61
La brosse à dent
De tandenborstel
62
Le déodorant
De déodorant
63
La crème
De zalf
64
La remise
De berging
65
Le grenier
De zolder
66
La salle à manger
De eetkamer
67
La salle de bain
De badkamer
68
La chambre des enfants
De kinderslaapkamer
69
La cave
De kelder
70
Le four
De oven
71
Armoire
De kleerkast
72
Le tableau
Het schilderij
73
Le frigo
De koelkast
74
Le congélateur
De diepvries
75
Le percolateur
Het koffiezetapparaat
76
Le lave vaisselle
De vaatwasmachine
77
Le tapis
Het tapijt
78
Étagère
Het rek
79
Rideau
Het gordijn
80
La table de nuit
Het nachttafeltje
81
Couverture
De deken
82
Le drap
Het laken
83
Fenêtre
Het raam
84
A vendre
Te koop
85
A louer
Te huur
86
Le jardin
De tuin
87
L'appartement
Het appartement
88
Étage
Verdieping
89
Cuisine équipée
Ingerichte keuken
90
Meublé
Gemeubelde
91
Minimum
Minster
92
Le centre
Het centrum
93
La localisation
De ligging
94
Le bord
De rand
95
Une baignoire sabot
Een zitbad
96
TVA
BTW
97
La cuisinière
Het fornuis
98
Puis-je vous aider?
Kan ik nu helpen
99
Puis-je vous être utile?
Kan ik U van dienst zijn
100
Vous sert-on?
Wordt U al bediend?
101
S'occupe-t-on de vous?
Wordt U al geholpen
102
Je cherche l'escalator
Ik zoek de roltrap
103
Dans le coin
In de hoek
104
À côté du rayon fruit
Naast de afdeling fruit
105
Les bouteilles d'eau minérales
Flessen mineraalwater
106
Les boissons fraîches (soft)
Frisdranken
107
Les courses
Boodschappen
108
Achat - course
Inkopen
109
La liste de course
Boodschappenlijste
110
La vendeuse
De verkoopster
111
Boulangerie
De bakkerij
112
La caisse
De kisten
113
La bouteille
De fles
114
Le sachet
Het zakje
115
Le caddie
Het winkelwagentje
116
Le kilo
De kilo
117
La balance
De weegschaal
118
L'emballage
De verpakking
119
La paquet
Het pak
120
Le verre
Het glas
121
Une boite
Een doos
122
Une tasse
Een kop
123
L'assiette
Het bord
124
Une pièce
Het stuk
125
La tranche
De snee
126
La canette
De blik
127
Un tube
Een tube
128
Un rouleau
De rol
129
Les sacs poubelles
Het vuilniszakken
130
Allumettes
Lucifers
131
Donnez-moi celles-là
Geeft U die maar
132
Le menu
Het menu
133
L'apéritif
Het voorgerecht
134
Le plat principal
Het hoofdgerecht
135
Le dessert
Het dessert / het nagerecht
136
Le maitre d'hôtel
De ober
137
Le serveur
De kelner
138
Goûter
Proeven
139
L'addition
De rekening / de nota
140
Bon
Smakelijk <> lekker
141
Le service est-il inclus ?
Is de bediening inbegrepen?
142
Que nous conseillez vous ?
Wat raadt U ons aan?
143
Pouvons nous commander maintenant?
Mogen we nu bestellen?
144
Le sel
Het zout
145
Le poivre
De pepper
146
Crue
Rauw
147
Cuit
Gaar
148
Eau plate
Platwater
149
Eau gazeuse
Spuitwater
150
Une cuillère
Een lepel
151
Une fourchette
Een vork
152
Pâté de foie gras
Ganzenlever pastei
153
Couteau
Mes
154
Fenêtre
Het raam
155
Terrasse
Terras
156
Le singe
De aap
157
Les abeilles
De bijen
158
L'âne
De ezel
159
La girafe
De giraf
160
Le coq
De haan
161
Le chien
De hond
162
L'animal domestique
Het huisdier
163
Le déchet
De afval
164
Le veau
De kalveren
165
Le plus malin
Het koppigste
166
Malin comme un singe
Even slim als een aap
167
Hirondelle
Zwaluwen
168
Hyppopotam
Het nijlpaard
169
Ils n'en n'ont rien à faire
Het kan hen niet schelen
170
J'en ai marre
Ik ben het beu
171
Conduire
Rijden
172
La circulation
Het verkeer
173
Aller tout droit
Je gaat recht door
174
Prends la 1ere rue à droite
Je neemt de eerste straat - recht / links -
175
Tourne à droite
Je slaat recht af
176
Traverser la route
Je steekt de straat over
177
Fais demi-tour au feux de signalisation
Je gaat terug tot aan de verkeerslichten
178
Indiquer
Wijzen
179
Est-ce que c'est loin?
Hoe ver is het?
180
Conduire
Rijden
181
Le permis de conduire
Het rijsbewijs
182
Panneaux de signalisation
Verkeersborden
183
Les passagers
De inzittende
184
À l'avant
Vooraan
185
À l'arrière
Achteraan
186
Ceinture
De gordel
187
Autoroute
De snelweg
188
Vitesse
De snelheid
189
Voiture de société
Bedrijswagen
190
Un tournant
Een bocht
191
Dépasser
Inhalen
192
Embouteillage
Verkeersopstoppingen
193
Soi prudent
Wees voorzichtig
194
Passage pieton
Zebrapad
195
Lentement
Langzaam
196
Les piétons
Voetgangers
197
Traverser
Oversteken
198
Carrefour
Het kruispunt
199
Rondpoint
Rotonden
200
Infraction
Overtreding
201
Coûter la vie
Leven kosten
202
Blessé
Gewondend
203
L'assurance
Verzekering
204
Les caffards
De kakkerlakken
205
La dinde
De kalkoen
206
Les vaches
De koeïen
207
Le lion
De leeuw
208
Le léopard
De luipaard
209
La fourmis
De mier
210
Les moustiques
De muggen
211
La souris
De muis
212
L'éléphant
De olifant
213
Le cheval
Het paard
214
Les rats
De ratten
215
Les serpents
De slangen
216
Les araignées
De spinnen
217
Le tigre
De tijger
218
Les mouches
De vliegen
219
La baleine
De walvis
220
Les vers
De wormen
221
L'ennemi
De vijand
222
Les égouts
De riolen
223
Les cobayes
De proefkonijnen
