Vocabulaire Flashcards
de kip roosteren
faire rôtir le poulet
spiezen maken
faire des brochettes
worsten grillen
faire griller des saucisses
op hoog vuur bakken
faire frire à feu vif
groenten koken
faire bouillir des légumes
schillen
éplucher / peler
roeren
remuer / tourner (avec une cuiller en bois pour mélanger)
eiwit opkloppen
battre les oefs en neige (avec un batteur)
raspen
râper
schenken
verser
(ronde) plakjes afsnijden
couper des rondelles (de saucisson)
aanbreken
entamer
in stukken snijden
découper
(een vis) klaarmaken
préparer un poisson
(een fles) openen
déboucher / ouvrir une bouteille (avec un tire-bouchon)
op smaak brengen
assaisonner (avec du sel et du poivre)
opwarmen
faire réchauffer
ongeduldig maken
faire bouillir
uitpluizen
éplucher
in tranen uitbarsten
fondre en larmes
negatieve ontwikkeling maken
verser dans …
het kan geen kwaad
ca ne mange pas de pain
veel brood op de plank
du pain sur la planche
ze maakt het te groot (te belangrijk)
elle en fait tout un fromage