Vocabulaire 1. Ndls/Fr Flashcards
1
Q
Vertrekken
A
Partir
2
Q
Winkelen
A
Faire les courses
3
Q
Boodschappen doen
A
Faire les courses
4
Q
In een groot warenhuis
A
Dans le centre commercial
5
Q
De verkopster
A
La vendeuse
6
Q
Volgende
A
Suivant
7
Q
Coole jeans
A
Jean cool
8
Q
Broek
A
Pantalon
9
Q
Deftig
A
Chic
10
Q
Keurig
A
Chic
11
Q
Pine automate
A
Bancontact
12
Q
Slager
A
Boucher
13
Q
Afzuigkap
A
Hotte
14
Q
Pinnen
A
Retirer de l’argent
15
Q
Witgoedzaken
A
Entreprise d’électroménager
16
Q
Stomery
A
Nettoyage à sec
17
Q
Leuke
A
Amusement
18
Q
Tof
A
Amusement
19
Q
Proberen
A
Essayer
20
Q
Passen
A
Essayer
21
Q
Jeans
A
Pantalon/jean
22
Q
Spijkerbroek
A
Pantalon/jean
23
Q
Voor een feest
A
Pour une fête
24
Q
Feestelijk
A
Pour une fête
25
Laatste
Après/le dernier
26
Achterste
Après/le dernier
27
Pas kamer
Cabine d'essayage
28
Kleed kokje
Cabine d'essayage
29
Het eens zijn met
Être d'accord avec
30
Dezelfde mening hebben
Être d'accord avec
31
Een ensemble
Un ensemble
32
De outfit
Un ensemble
33
Reserveren
Réserver
34
Aan de kant later leggen
Réserver
35
Advies
Conseil
36
De tip
Conseil
37
Verters
Lacets
38
Je je schoenen vastmaakt
Lacets
39
Stilletjes zeggen
Parler tout bas
40
In fluisteren
Parler tout bas
41
Opniew
Encore une fois
42
Weer
Encore une fois
43
Teweden
Heureux
44
Blij
Heureux
45
Groeiende
Augmenter
46
Aantal
Nombre
47
Redenen
Raisons
48
Vestigen
S'établir
49
Invloed
L'influence
50
Sterker
Plus fort
51
Bekende
Connu
52
Bedrijf
Entreprise
53
Bordje
Petit tableau
54
Soortgelijk
Semblable
55
Moeite
Peine
56
Veranderen
Changer
57
Overtuigd
Convaincre
58
Intussen
En attendant
59
Duidelijk
Clairement
60
Merken
Remarquer
61
Raken
Toucher
62
Inmiddels
Entre-temps
63
Opvallen
Surprendre
64
Springen
Sauter
65
Zich beheersen
Se maîtriser
66
Gebruik
Emploi
67
Zich ergens druk om maken
S'emporter
68
Ergens aan gewaagd zijn
Avoir la même valeur que
69
Keren
Changer d'orientation (mental)
70
Moeite doen
Faire un effort
71
Ergens van overtuigd zijn
Être convaincu de
72
Ergens terechkunnen
Aller partout
73
Toenemen
Augmenter
74
Ergens op vooruitgaan
Faire des progrès
75
De geadresserde
Le destinataire
76
De afzender
L'expéditeur
77
De aanhef
Le commençement
78
De slotformule
Formule finale
79
Eruit zien
Avoir l'air
80
Eigenlijk
Proprement
81
Immers
Puisque
82
Zich begeven
Se rendre quelque part
83
Ordenen
Ranger
84
Zich aanmeten
Se faire faire sur mesure
85
Modieus
A la mode
86
Met iemand te koop lopen
S'afficher avec quelqu'un
87
De pleister
Consolation/pansement
88
Het gehalte
La qualité
89
Bij uitstek
Par excellence
90
Doorslaggevend
Décisif
91
Afzeggen
Annuler
92
De kist
Le cercueil
93
Wildvreemd
Tout a fait inconnu
94
Het moppie
La poubelle
95
Stinken
Tuer
96
De kroeg
Le bistrot
97
Zich verbazen
S'étonner
98
De dronkenlap
Bourré
99
Stoer doen
Faire le malin
100
In vol ornaat
En grande pompe
101
Afschrikwekkend
Effrayant
102
Het knikje
Le signe de tête
103
Het lakleer
Le cuir verni
104
Trimmen
Toiletter
105
Iemand lastig vallen
Importuner quelqu'un
106
De handkus
Baise main
107
Hoofs
Courtoi
108
De hoelpelrok
La crinoline
109
De wandelstock
La canne
110
Het voetstuck
Le pied d'estale
111
Onaanstastbaar
Incorruptible
112
De waardigheid
La dignité
113
Verleidelijk
Séduisant
114
De macht
La pouvoir
115
De afstudeerscriptie
Le mémoire de fin d'étude
116
Het hokje
Le compartiment
117
De neger
Le nègre
118
Overkoepelend
Anglobant
119
De afkeer
L'aversion
120
Veroordelen
Condamner
121
De oppervlakkigheid
Le caractère superficiel
122
Ontzettend
Terriblement
123
De aanhanger
L'adepte
124
De zelfspot
L'ironie
125
Zich ergeren aan
S'irriter
126
Plagen
Embêter
127
De gothicsene
Le milieu gothique
128
Een goth
Un gothique
129
Felle kleuren
Couleurs vives
130
Bankrekening
Le compte bancaire
131
Begeleiden
Encadrer
132
Bezienswaardigheiden
La curiosité a visiter
133
Boeken
Réserver
134
Doorgaan
Avoir lieu
135
Gids
Guide
136
Inkijken
Consulter
137
Jeugherberg
L auberge de jeunesse
138
Alles komt voor
Tout va s'arranger
139
Opbellen
Téléphoner à
140
Overnachting
La nuitée
141
Plannen
Planifier
142
Spijtig genoeg
Malheureusement
143
Terugbetalen
Rembourser
144
Uiteraard
Évidemment
145
Verwittigen
Avertir
146
Verzekering
L'assurance
147
Voorschot
L'avance
148
Indruk
Impression
149
Belangrijk
Important
