vocabulaire 1 lijst 9 Flashcards
1
Q
een advocaat
A
un avocat
2
Q
bekennen
A
avouer
3
Q
een bekentenis ( tot bekentenissen overgaan)
A
un aveu ( passer aux aveux)
4
Q
de beklaagde
A
le prévenu
5
Q
beschuldigd
A
accusé
6
Q
beticht
A
prévenu / inculpé
7
Q
het bewijs
A
la pièce a conviction
8
Q
de bezwerende omstandigheden
A
la circonstance aggravante
9
Q
een boete
A
une amende
10
Q
de boosdoener
A
le malfaiteur
11
Q
de cel
A
la cellule
12
Q
een doodslag
A
un homocide
13
Q
de getuige
A
le témoin
14
Q
de getuigenis
A
le témoignage
15
Q
de gevangenis
A
la prison
16
Q
een gevangenisstraf
A
une peine de prison
17
Q
een opsluiting
A
un emprisonnement
18
Q
de gezworene
A
le juré
19
Q
in staat van beschuldiging gesteld
A
inculpé
20
Q
het krijgshof
A
la cour martiale
21
Q
de krijgsraad
A
le conseil de guerre
22
Q
loochenen
A
nier
23
Q
de misdaad
A
le crime
24
Q
een misdrijf
A
un infraction
25
een moord
un assasinat, le meurtre
26
neerschieten
abattre
27
de onderzoeksrechter
le juge d'instruction
28
een onschuld - onschuldig
une innocence - innocent
29
op heterdaad (betrappen)
(prendre) en flagrant délit
30
de opschorting
la suspension
31
opsluiten
emprisonner
32
de levenslange opsluiting
la réclusion perpétuelle / à perpétuité
33
de overtreding
la contravention
34
het pleidooi
la plaidoirie - le plaidoyer
35
pleiten
plaider
36
de rechtbank
le tribunal
37
de schuldige
le coupable
38
de straf
la peine
39
terechtgesteld
exécuté
40
de verdachte
le suspect
41
de verdediging
La Défense
42
veroordeeld
condamné
43
een verzachtende omstandigheid
une circonstance atténuante
44
met voorbedachte rade
avec préméditation
45
het uitstel (met uitstel)
le sursis (avec sursis)
46
vrijgesproken
acquitté
47
de (voorwaardelijke) vrijlating
la libération ( conditionnelle)
48
een vrijspraak
un acquittement
49
een vuurwapen
une arme à feu
50
het wanbedrijf
le délit
51
de wettige verdediging
la légitime défense