VOC unit 2 characteristics to qualify as an assistance animal Flashcards
1
Q
Gefocust
A
focus
2
Q
Verstrooid
A
distracted
3
Q
Onbewust
A
unaware
4
Q
Zonder besef
A
unawareness
5
Q
Gemakkelijk
A
easy
6
Q
Gemak
A
ease
7
Q
Ongehoorzaam, ongehoorzaamheid
A
disobedient, disobedience
8
Q
zelfverzekerd, vertrouwen
A
confident, confidence
9
Q
Bezorgd, ongerust
A
anxiety, anxious
10
Q
Angstig, angst
A
fearful/ frightened, fear/fright
11
Q
Onoverwinnelijk
A
invincible
12
Q
Onwetend, onwetendheid
A
ignorant, ignorance
13
Q
Lief, genegenheid
A
affectionate, affection
14
Q
Trouw; loyaliteit
A
loyal, loyalty
15
Q
Tot mensen aangetrokken
A
drawn to humans
16
Q
Het iemand graag naar de zin maken
A
eager to please
17
Q
Het verlangen om te behagen
A
eagerness to please
18
Q
Gewelddadig, agressief
A
aggressive, aggression