voc. unit 2 Flashcards
1
Q
balance
A
evenwicht
2
Q
inland
A
binnenland
3
Q
acces
A
toegang
4
Q
opertunity
A
kans
5
Q
pristine
A
meestal met beaches, mooi/magisch
6
Q
coves
A
grotten
7
Q
includes
A
erbij zitten
8
Q
escape
A
ontsnappen
9
Q
extends
A
vergroten
10
Q
Eather
A
of dit of dat
11
Q
deliver
A
bezorgen
12
Q
epic
A
episch
13
Q
whilst
A
terwijl
14
Q
anticipation
A
veel er rond doen
15
Q
elusive
A
hallucinant
16
Q
dazzling
A
zweven
17
Q
authentic
A
authentiek
18
Q
core
A
kern
19
Q
immense
A
veel
20
Q
aquatic
A
onderwater wereld
21
Q
secluded
A
afgesloten
22
Q
plaesant climat
A
aangenaam klimaat
23
Q
hospitality
A
warm welkom
24
Q
herritage
A
overgebleven, erfenis
25
Q
the tranquility
A
de rust
26
Q
preserved
A
beschermd
27
Q
residing
A
aanwezig zijn
28
Q
unbeatable
A
onverslaanbaar
29
Q
undeniably
A
onontkenmaar
30
Q
stunning
A
om over te ‘wouwen’
31
Q
gems
A
verbogen pareltjes